Vertaling van tegen
Inhoud:
Nederlands
Zweeds
jegens, met, tegen, tegenaan, tegenover, versus {vz.}
emot
inemot
mot
inemot
mot
aan, bij, naar, tegen, tot, voor, op {vz.}
på
till
till
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Zweeds
Hij loog tegen ons.
Han ljög för oss.
Ken heeft tegen mij gewonnen met schaken.
Ken slog mig på schack.
Ze begon tegen de hond te praten.
Hon började prata med hunden.