Engels

Nederlands

Present

  • I cover
  • you cover
  • he/she/it covers
  • we cover
  • you cover
  • they cover

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bescherm
  • jij beschermt
  • hij/zij/het beschermt
  • wij beschermen
  • jullie beschermen
  • zij beschermen

Simple past

  • I covered
  • you covered
  • he/she/it covered
  • we covered
  • you covered
  • they covered

Onvoltooid verleden tijd

  • ik beschermde
  • jij beschermde
  • hij/zij/het beschermde
  • wij beschermden
  • jullie beschermden
  • zij beschermden

Present perfect

  • I have covered
  • you have covered
  • he/she/it has covered
  • we have covered
  • you have covered
  • they have covered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb beschermd
  • jij hebt beschermd
  • hij/zij/het heeft beschermd
  • wij hebben beschermd
  • jullie hebben beschermd
  • zij hebben beschermd

Past perfect

  • I had covered
  • you had covered
  • he/she/it had covered
  • we had covered
  • you had covered
  • they had covered

Voltooid verleden tijd

  • ik had beschermd
  • jij had beschermd
  • hij/zij/het had beschermd
  • wij hadden beschermd
  • jullie hadden beschermd
  • zij hadden beschermd

Future

  • I will cover
  • you will cover
  • he/she/it will cover
  • we will cover
  • you will cover
  • they will cover

Toekomende tijd I

  • ik zal beschermen
  • jij zult beschermen
  • hij/zij/het zal beschermen
  • wij zullen beschermen
  • jullie zullen beschermen
  • zij zullen beschermen

Future perfect

  • I will have covered
  • you will have covered
  • he/she/it will have covered
  • we will have covered
  • you will have covered
  • they will have covered

Toekomende tijd II

  • ik zal beschermd hebben
  • jij zult beschermd hebben
  • hij/zij/het zal beschermd hebben
  • wij zullen beschermd hebben
  • jullie zullen beschermd hebben
  • zij zullen beschermd hebben

Conditional present

  • I would cover
  • you would cover
  • he/she/it would cover
  • we would cover
  • you would cover
  • they would cover

Conditionalis I

  • ik zou beschermen
  • jij zou beschermen
  • hij/zij/het zou beschermen
  • wij zouden beschermen
  • jullie zouden beschermen
  • zij zouden beschermen

Conditional perfect

  • I would have covered
  • you would have covered
  • he/she/it would have covered
  • we would have covered
  • you would have covered
  • they would have covered

Conditionalis II

  • ik zou hebben beschermd
  • jij zou hebben beschermd
  • hij/zij/het zou hebben beschermd
  • wij zouden hebben beschermd
  • jullie zouden hebben beschermd
  • zij zouden hebben beschermd

Imperative

  • you cover
  • you cover

Imperatief

  • jij bescherm
  • jullie beschermt

Verwijzingen

Bekijk 27 definitie(s) van cover