Engels

Nederlands

Present

  • I cover
  • you cover
  • he/she/it covers
  • we cover
  • you cover
  • they cover

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik omvat
  • jij omvat
  • hij/zij/het omvat
  • wij omvatten
  • jullie omvatten
  • zij omvatten

Simple past

  • I covered
  • you covered
  • he/she/it covered
  • we covered
  • you covered
  • they covered

Onvoltooid verleden tijd

  • ik omvatte
  • jij omvatte
  • hij/zij/het omvatte
  • wij omvatten
  • jullie omvatten
  • zij omvatten

Present perfect

  • I have covered
  • you have covered
  • he/she/it has covered
  • we have covered
  • you have covered
  • they have covered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb omvat
  • jij hebt omvat
  • hij/zij/het heeft omvat
  • wij hebben omvat
  • jullie hebben omvat
  • zij hebben omvat

Past perfect

  • I had covered
  • you had covered
  • he/she/it had covered
  • we had covered
  • you had covered
  • they had covered

Voltooid verleden tijd

  • ik had omvat
  • jij had omvat
  • hij/zij/het had omvat
  • wij hadden omvat
  • jullie hadden omvat
  • zij hadden omvat

Future

  • I will cover
  • you will cover
  • he/she/it will cover
  • we will cover
  • you will cover
  • they will cover

Toekomende tijd I

  • ik zal omvatten
  • jij zult omvatten
  • hij/zij/het zal omvatten
  • wij zullen omvatten
  • jullie zullen omvatten
  • zij zullen omvatten

Future perfect

  • I will have covered
  • you will have covered
  • he/she/it will have covered
  • we will have covered
  • you will have covered
  • they will have covered

Toekomende tijd II

  • ik zal omvat hebben
  • jij zult omvat hebben
  • hij/zij/het zal omvat hebben
  • wij zullen omvat hebben
  • jullie zullen omvat hebben
  • zij zullen omvat hebben

Conditional present

  • I would cover
  • you would cover
  • he/she/it would cover
  • we would cover
  • you would cover
  • they would cover

Conditionalis I

  • ik zou omvatten
  • jij zou omvatten
  • hij/zij/het zou omvatten
  • wij zouden omvatten
  • jullie zouden omvatten
  • zij zouden omvatten

Conditional perfect

  • I would have covered
  • you would have covered
  • he/she/it would have covered
  • we would have covered
  • you would have covered
  • they would have covered

Conditionalis II

  • ik zou hebben omvat
  • jij zou hebben omvat
  • hij/zij/het zou hebben omvat
  • wij zouden hebben omvat
  • jullie zouden hebben omvat
  • zij zouden hebben omvat

Imperative

  • you cover
  • you cover

Imperatief

  • jij omvat
  • jullie omvat

Verwijzingen

Bekijk 27 definitie(s) van cover