Engels

Nederlands

Present

  • I cover
  • you cover
  • he/she/it covers
  • we cover
  • you cover
  • they cover

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik overloop
  • jij overloopt
  • hij/zij/het overloopt
  • wij overlopen
  • jullie overlopen
  • zij overlopen

Simple past

  • I covered
  • you covered
  • he/she/it covered
  • we covered
  • you covered
  • they covered

Onvoltooid verleden tijd

  • ik overliep
  • jij overliep
  • hij/zij/het overliep
  • wij overliepen
  • jullie overliepen
  • zij overliepen

Present perfect

  • I have covered
  • you have covered
  • he/she/it has covered
  • we have covered
  • you have covered
  • they have covered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb overlopen
  • jij hebt overlopen
  • hij/zij/het heeft overlopen
  • wij hebben overlopen
  • jullie hebben overlopen
  • zij hebben overlopen

Past perfect

  • I had covered
  • you had covered
  • he/she/it had covered
  • we had covered
  • you had covered
  • they had covered

Voltooid verleden tijd

  • ik had overlopen
  • jij had overlopen
  • hij/zij/het had overlopen
  • wij hadden overlopen
  • jullie hadden overlopen
  • zij hadden overlopen

Future

  • I will cover
  • you will cover
  • he/she/it will cover
  • we will cover
  • you will cover
  • they will cover

Toekomende tijd I

  • ik zal overlopen
  • jij zult overlopen
  • hij/zij/het zal overlopen
  • wij zullen overlopen
  • jullie zullen overlopen
  • zij zullen overlopen

Future perfect

  • I will have covered
  • you will have covered
  • he/she/it will have covered
  • we will have covered
  • you will have covered
  • they will have covered

Toekomende tijd II

  • ik zal overlopen hebben
  • jij zult overlopen hebben
  • hij/zij/het zal overlopen hebben
  • wij zullen overlopen hebben
  • jullie zullen overlopen hebben
  • zij zullen overlopen hebben

Conditional present

  • I would cover
  • you would cover
  • he/she/it would cover
  • we would cover
  • you would cover
  • they would cover

Conditionalis I

  • ik zou overlopen
  • jij zou overlopen
  • hij/zij/het zou overlopen
  • wij zouden overlopen
  • jullie zouden overlopen
  • zij zouden overlopen

Conditional perfect

  • I would have covered
  • you would have covered
  • he/she/it would have covered
  • we would have covered
  • you would have covered
  • they would have covered

Conditionalis II

  • ik zou hebben overlopen
  • jij zou hebben overlopen
  • hij/zij/het zou hebben overlopen
  • wij zouden hebben overlopen
  • jullie zouden hebben overlopen
  • zij zouden hebben overlopen

Imperative

  • you cover
  • you cover

Imperatief

  • jij overloop
  • jullie overloopt

Verwijzingen

Bekijk 27 definitie(s) van cover