Betekenis van:
befuddled

befuddled
Bijvoeglijk naamwoord
  • van zijn stuk gebracht
  • confused and vague; used especially of thinking

Synoniemen

befuddled
Bijvoeglijk naamwoord
  • slecht of niet te begrijpen of te zien
  • confused and vague; used especially of thinking

Synoniemen

befuddled
Bijvoeglijk naamwoord
  • zonder onderling verband
  • confused and vague; used especially of thinking

Synoniemen

Hyperoniemen

befuddled
Bijvoeglijk naamwoord
  • met inmenging van irrelevante elementen
  • confused and vague; used especially of thinking

Synoniemen

befuddled
Bijvoeglijk naamwoord
  • stomverwonderd; verbijsterd; met stomheid geslagen; perplex; erg verbaasd
  • perplexed by many conflicting situations or statements; filled with bewilderment

Synoniemen

Hyperoniemen

befuddled
Bijvoeglijk naamwoord
    • stupefied by alcoholic drink
    "the wino's poor befuddled mind"

    Synoniemen

    befuddled
    Bijvoeglijk naamwoord
    • kroesharig
    • confused and vague; used especially of thinking

    Synoniemen

    Werkwoord