Betekenis van:
brillen

bril (de ~ | meervoud brillen)
Zelfstandig naamwoord
  • zitting op een toiletpot
"de bril omhoog zetten"

Synoniemen

Hyperoniemen

bril (de ~ | meervoud brillen)
Zelfstandig naamwoord
  • hulpmiddel bij het kijken; (informeel) bril
"iets door de bril van een ander zien"
"een bril hebben/dragen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Deze brillen zijn mooi.
  2. Deze brillen passen me niet goed, ze zijn te groot.
  3. "Is het mogelijk om AIDS te krijgen van WC-brillen?" "Nee, dat is niet mogelijk."
  4. Brillen
  5. Beschermende brillen
  6. WC-brillen
  7. Andere brillen
  8. Monturen voor beschermende brillen
  9. Glas voor brillen
  10. Monturen voor brillen, enz., andere
  11. Monturen voor brillen, enz., andere
  12. Delen van monturen voor brillen, enz.
  13. Visuele hulpmiddelen, corrigerende brillen en contactlenzen
  14. WC-brillen, deksels, toiletpotten en stortbakken
  15. Laboratoriuminstrumenten, optische en precisie-instrumenten (uitgez. brillen)