Betekenis van:
hakken

hakken
Werkwoord
  • bekritiseren; vitten
"hakken op iemand"

Synoniemen

Hyperoniemen

hakken
Werkwoord
  • hakken; hakkend vervaardigen; van steen of ijzer afhakken; kappen met bijl of mes
"iets doormidden hakken"
"gaten in het ijs hakken"

Synoniemen

Hyperoniemen

hakken
Werkwoord
  • met de hak bewerken

Hyperoniemen

hakken
Werkwoord
  • onbesuisd slaan of snijden

Hyperoniemen

hakken
Werkwoord
  • (de bal) met de achterkant van de schoen spelen

Hyperoniemen

hak (de ~ | meervoud hakken)
Zelfstandig naamwoord
  • deel v.e. schoen onder de hiel
"van de hak op de tak springen"
"iemand een hak zetten"

Hyperoniemen

Hyponiemen

hak (de ~ | meervoud hakken)
Zelfstandig naamwoord
  • achterkant v.d. voet; hiel
"hij trapte z'n tegenstander expres op de hakken"
"iemand op de hakken zitten"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Mijn nieuwe laarzen zijn van echt leer en hebben nogal hoge hakken.
  2. Hakken
  3. Hakken
  4. Buitenzolen en hakken, van rubber
  5. Buitenzolen en hakken, van kunststof
  6. Houwelen, hakken, harken en schoffels
  7. Houwelen, pikhouwelen, hakken, harken en strandharken
  8. Houwelen, hakken, harken en schoffels 8201.30
  9. Buitenzolen en hakken, van rubber of van kunststof
  10. buitenzolen en hakken, van rubber of van kunststof
  11. Bijlen, houthiepen en dergelijk gereedschap om te hakken of te kloven
  12. niet onder 01 04 07 vallend afval van het hakken en zagen van steen
  13. buitenzolen en hakken, van rubber of van kunststof– en stijve toppen
  14. bijlen, houthiepen, kloofmessen en dergelijk gereedschap om te hakken of te kloven
  15. Er is uitgebreid subcutaan oedeem, met name rond de kop en de hakken.