Betekenis van:
hulp

hulp (de ~ | meervoud hulpen)
Zelfstandig naamwoord
  • helper
"een handig hulpje"
"een hulp in de huishouding"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

hulp (de ~ | meervoud hulpen)
Zelfstandig naamwoord
  • middel om een doel sneller te bereiken
"een handig hulpje"

Synoniemen

Hyperoniemen

hulp (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het samenwerken aan iets; hulp; hulp; het helpen; zorg voor mensen in nood
"bedankt voor je hulp"
"hulp voor [oorlogsslachtoffers]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

hulp
Zelfstandig naamwoord
  • handeling om iemand steun of bijstand te verlenen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik heb hulp nodig.
  2. Bedankt voor je hulp.
  3. Ga voor hulp.
  4. Ze heeft hulp nodig.
  5. Ga hulp vragen.
  6. Ze heeft hulp nodig.
  7. Hulp! Ik verdrink!
  8. Ik heb zijn hulp nodig.
  9. Ze vroeg mij om hulp.
  10. Ik heb je hulp nodig.
  11. Je broer vraagt om hulp.
  12. Hij vroeg mij om hulp.
  13. Wij hebben uw hulp nodig.
  14. Heb je onze hulp nodig?
  15. Wij hebben uw hulp nodig.