Betekenis van:
karig

karig
Bijvoeglijk naamwoord
  • weinig of zo weinig mogelijk gebruikend of uitgevend
"karig zijn met [woorden/complimenten/voorbeelden]"
"een karig loon/rantsoen"

Synoniemen

karig
Bijvoeglijk naamwoord
  • te klein, te weinig, onvoldoende; mager; weinig; slecht; schraal

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Aangezien de interventievoorraden mageremelkpoeder en rijst momenteel erg karig zijn en reeds regelingen zijn getroffen om deze respectievelijk op de markt te verkopen alsook te verdelen in het kader van verordening (EEG) nr. 3149/92, en rekening houdende met het feit dat geen enkele aankoop van deze levensmiddelen voorzien is in 2006, moeten de hierboven bedoelde bedragen zo worden vastgesteld, dat het mageremelkpoeder en de rijst nodig voor het programma voor 2007, op de markt kunnen worden aangekocht.