Betekenis van:
slecht

slecht
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet goed; naar
"er slecht aan toe zijn"
"er slecht uitzien"

Synoniemen

slecht
Bijvoeglijk naamwoord
  • laag; gemeen; van karakter
"een slecht mens"

Synoniemen

slecht
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet goed
slecht
Bijwoord
  • niet goed
"Deze groep is wel het slechtst behandeld."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ze was slecht gehumeurd.
  2. Het gaat mij slecht.
  3. Hij ziet slecht.
  4. Mijn vrouw kan slecht autorijden.
  5. Dat was een slecht konijn.
  6. Al het vlees was slecht.
  7. Slecht weer is geen hinderpaal.
  8. Zijn kleren ruiken altijd slecht.
  9. Ik vind mijn Japans erg slecht.
  10. Ik heb vandaag een slecht humeur.
  11. In de zomer worden eieren rap slecht.
  12. Ze is best slecht in tennis.
  13. Mijn Nederlands is slecht
  14. Denkt ge dat TV-kijken slecht is voor kinderen?
  15. Jessie sprak slecht Frans en nog slechter Duits.