Betekenis van:
nalatigheid

nalatigheid
Zelfstandig naamwoord
  • een fout doordat er iets nagelaten wordt
"Dit is overduidelijk een nalatigheid van de docenten."
nalatigheid (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het verzuimen, het nalaten

Synoniemen

Hyperoniemen

nalatigheid
Zelfstandig naamwoord
  • achteloosheid; verwaarlozing; gemakzucht; het niet genoeg aandacht besteden; gebrek aan interesse; gebrek aan zorgvuldigheid; nalatigheid

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ernstige nalatigheid
  2. Deze regel geldt niet in gevallen van grove nalatigheid.
  3. de door onregelmatigheden of nalatigheid verloren bedragen terug te vorderen;
  4. De aansprakelijkheid bestrijkt fraude, opzettelijk wangedrag en grove nalatigheid.
  5. omvat „schuld of nalatigheid van de vervoerder” de schuld of nalatigheid van de ondergeschikten van de vervoerder, handelend binnen het kader van hun dienstverband;
  6. Elke andere interpretatie zou immers de veehouders kunnen straffen voor de juridische nalatigheid van Frankrijk.
  7. de functionaris heeft de betrokken schade niet zelf met opzet of uit nalatigheid uitgelokt;
  8. de functionaris heeft de betrokken schade niet zelf met opzet of uit nalatigheid uitgelokt;
  9. de werknemer heeft de betrokken schade niet zelf met opzet of uit nalatigheid uitgelokt;
  10. de mate waarin bij het begaan van de fout sprake was van opzet of nalatigheid;
  11. zij geen kennelijke nalatigheid van de zijde van de belanghebbende inhouden;
  12. kan de vergunning worden ingetrokken in geval van grove nalatigheid of misbruik.
  13. Schuld of nalatigheid van de vervoerder wordt aangenomen bij verlies veroorzaakt door een scheepvaartincident.
  14. De Commissie beslist of de te herziene administratieve handeling of de beweerde administratieve nalatigheid in strijd is met het milieurecht.
  15. Een detachering kan zonder opzeggingstermijn worden beëindigd, indien een gedetacheerde militair opzettelijk of uit nalatigheid ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen.