Betekenis van:
posten

posten
Werkwoord
  • wacht houden
"voor een gebouw posten"

Hyperoniemen

posten
Werkwoord
  • op de post doen
"Onderweg naar zijn werk postte hij drie brieven."
posten
Werkwoord
  • op wacht staan
"Hij postte al drie uur voor de winkel, maar er was hem nog niks verdachts opgevallen."
posten
Zelfstandig naamwoord
  • de ronde doen
"een brief/pakje posten"

Synoniemen

Hyperoniemen

post (de ~ | meervoud posten)
Zelfstandig naamwoord
  • zijkant van ramen of deuren; stijl v.e. raam of deur

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

post (de ~ | meervoud posten)
Zelfstandig naamwoord
  • onderdeel v.e. begroting
"een post voor [onvoorziene uitgaven]"
"transitorische posten"

Hyperoniemen

Hyponiemen

post (de ~ | meervoud posten)
Zelfstandig naamwoord
  • plaats waar iem. op wacht gesteld is
"(ergens) post vatten"
"op je post (zijn/blijven)"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ze vergat de brief te posten.
  2. Denk er alsjeblieft aan om de brief te posten.
  3. Posten
  4. ANDERE POSTEN
  5. overige posten.
  6. Nieuwe posten
  7. ACHTERSTALLIGE POSTEN
  8. diverse posten
  9. Andere posten
  10. Buitengewone posten
  11. Overlopende posten
  12. Waarvan posten op tussenrekeningen
  13. Overige te betalen posten (–)
  14. Overige te ontvangen posten (+)
  15. Alle variabelen/posten