Betekenis van:
schoonmaken

schoonmaken
Werkwoord
  • reinigen
"Hij moest voor straf zijn hele kamer schoonmaken."
schoonmaken
Werkwoord
  • (iets) ontdoen van vuil of niet meer gewenste bestanddelen
"de vloer schoonmaken"
"je oren/nagels schoonmaken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

schoonmaak (de ~ | meervoud schoonmaken)
Zelfstandig naamwoord
  • schoonmaak; het schoonmaken v.h. huis
"de grote schoonmaak"
"aan de schoonmaak zijn"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ik liet mijn broer de kamer schoonmaken.
  2. Ik wil het huis schoonmaken voor mijn ouders komen.
  3. Schoonmaken
  4. Schoonmaken van kantoren
  5. Schoonmaken van scholen
  6. Schoonmaken van industrieterreinen
  7. Schoorsteenvegen en schoonmaken van ovens
  8. Producten voor schoonmaken en poetsen
  9. slib van wassen en schoonmaken
  10. glazenwassen en schoonmaken van particuliere woningen.
  11. glazenwassen en schoonmaken van particuliere woningen;
  12. glazenwassen en schoonmaken van particuliere woningen;
  13. grond van het schoonmaken en wassen van bieten
  14. 10 ter) glazenwassen en schoonmaken van particuliere woningen;”.
  15. Bezems en borstels en andere artikelen voor huishoudelijk schoonmaken