Betekenis van:
zuster

zuster (de ~ | meervoud zusters, zusteren)
Zelfstandig naamwoord
  • vrouw met wie men zich verbonden voelt
"broeders en zusters"
"de negen zusters"

Hyperoniemen

zuster (de ~ | meervoud zusters)
Zelfstandig naamwoord
  • verwante zaak
"een zuster van een bedrijf/televisie-omroep"

Hyperoniemen

zuster (de ~ | meervoud zusters, zusteren)
Zelfstandig naamwoord
  • vrouw met dezelfde ouders; vrouw met dezelfde ouders
"broers en zusters"
"als een zuster voor iemand zijn"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

zuster
Zelfstandig naamwoord
  • vrouwelijk kind van dezelfde ouders
zuster
Zelfstandig naamwoord
  • vrouw die in een ziekenhuis werkt
zuster
Zelfstandig naamwoord
  • non
zuster (de ~ | meervoud zusters, zusteren)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die beroepsmatig verpleegt; verpleegkundige

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

zuster (de ~ | meervoud zusters, zusteren)
Zelfstandig naamwoord
  • kloosterzuster; lid v.e. kloostergemeenschap; vrouwelijk lid v.e. kloosterorde

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Mijn zuster is beroemd.
  2. Ze kocht een woordenboek voor haar zuster.
  3. Uw zuster is mooi als altijd.
  4. Ik heb een geschenk aanvaard van zijn zuster.
  5. Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
  6. Ik ging naar de dierentuin met mijn zuster.
  7. Zijn zuster kan vandaag niet met u spreken.
  8. Mijn zuster heeft twee zonen, dus ik heb twee neven.
  9. Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
  10. De echtgenoot van de zuster van mijn vader is mijn oom.
  11. Band met PIFWC: zuster van Goran HADZIC
  12. Band met PIFWC: zuster van Goran HADZIC (HADŽIĆ)
  13. Band met PIFWC: zuster van Goran HADZIC (HADŽIĆ)
  14. zwangerschap (behalve voor donors van navelstrengbloedcellen of amnionmembraan en broer/zuster-donors van hematopoïetische voorlopercellen);
  15. De invoer door medewerkende (groepen van) ondernemingen was hoofdzakelijk afkomstig van hun respectieve in China gevestigde verbonden zuster- of dochterondernemingen.