Vertaling van übergeben
						Inhoud:
						
Duits
Nederlands
entern, übergeben, übertreten {ww.}
overlopen
oversteken
overgaan
oversteken
overgaan
erteilen, geben, angeben, herreichen, verabreichen, reichen, hervorbringen, erzeugen, tragen, spenden, machen, übergeben, überantworten, anvertrauen, ergeben, gewähren, gestatten {ww.}
Kühe geben Milch.
									Koeien geven melk.
								  Sie geben nichts.
									Zij geven niets.