Vertaling van fuss

Inhoud:

Engels
Nederlands
fuss, to-do {zn.}
rompslomp
bedoening [v]
fuss {zn.}
bedoening [v]
to fuss, to mother, to overprotect {ww.}
bemoederen

I fuss
you fuss
we fuss

ik bemoeder
jij bemoedert
wij bemoederen
» meer vervoegingen van bemoederen

to fret, to fuss, to niggle {ww.}
kniezen

I fuss
you fuss
we fuss

ik knies
jij kniest
wij kniezen
» meer vervoegingen van kniezen

ado, bustle, flurry, fuss, hustle, stir {zn.}
geroezemoes [o] (het ~)
ado, bustle, flurry, fuss, hustle, stir {zn.}
gedonder [o] (het ~)
tamtam
omslag [m] (de ~)
stennes
stennis [m] (de ~)
bombarie [v] (de ~)
soesa [m] (de ~)
poeha [m] (de/het ~)
poespas [m] (de ~)
heisa [m] (de ~)
omhaal [m] (de ~)
geduvel
gedoe [o] (het ~)
drukte [v] (de ~)
bedoening [v] (de ~)
poppenkast
stampei [v] (de ~)
ophef [m] (de ~)


Gerelateerd aan fuss

to-do - mother - overprotect - fret - niggle - ado - bustle - flurry - hustle - stirattend - brood - racket - busyness