Vertaling van to-do

Inhoud:

Engels
Nederlands
fuss, to-do {zn.}
rompslomp
bedoening [v]
to curl, to do {ww.}
friseren
kappen

I do
you do
we do

ik friseer
jij friseert
wij friseren
» meer vervoegingen van friseren

to be suitable, to fit, to suit, to be of use, to serve, to do {ww.}
deugen
geschikt zijn

I do
you do
we do

ik deug
jij deugt
wij deugen
» meer vervoegingen van deugen

to act, to do, to make, to perform, to carry out, to commit, to form, to reach, to render, to work, to wage {ww.}
maken 
aanmaken 
bedrijven 
doen 
uitbrengen
uitrichten
uitvoeren 

I do
you do
we do

ik maak
jij maakt
wij maken
» meer vervoegingen van maken

commotion, disruption, disturbance, flutter, hoo-ha, hoo-hah, hurly burly, kerfuffle, to-do {zn.}
onrust
commotion, disruption, disturbance, flutter, hoo-ha, hoo-hah, hurly burly, kerfuffle, to-do {zn.}
burengerucht [o] (het ~)
commotion, disruption, disturbance, flutter, hoo-ha, hoo-hah, hurly burly, kerfuffle, to-do {zn.}
opschudding [v] (de ~)
sensatie [v] (de ~)
deining [v] (de ~)
keet
herrie
fermentatie
consternatie [v] (de ~)
commotie [v] (de ~)
beroering [v] (de ~)
What's the commotion?
Vanwaar de opschudding?
to cause, to do, to make {ww.}
plegen

I do
you do
we do

ik pleeg
jij pleegt
wij plegen
» meer vervoegingen van plegen

to cause, to do, to make {ww.}
kweken

I do
you do
we do

ik kweek
jij kweekt
wij kweken
» meer vervoegingen van kweken

to act, to behave, to do {ww.}
doen
gedragen

I do
you do
we do

ik doe
jij doet
wij doen
» meer vervoegingen van doen

to do, to exercise, to practice, to practise {ww.}
beoefenen

I do
you do
we do

ik beoefen
jij beoefent
wij beoefenen
» meer vervoegingen van beoefenen

to arrange, to coif, to coiffe, to coiffure, to do, to dress, to set {ww.}
kappen
coifferen

I do
you do
we do

ik kap
jij kapt
wij kappen
» meer vervoegingen van kappen

to do, to perform {ww.}
presteren

I do
you do
we do

ik presteer
jij presteert
wij presteren
» meer vervoegingen van presteren

to come, to do, to fare, to get along, to make out {ww.}
redden

I do
you do
we do

ik red
jij redt
wij redden
» meer vervoegingen van redden

to do, to manage {ww.}
behelpen

I do

to do, to exercise, to practice, to practise {ww.}
praktizeren
drijven
uitoefenen

I do
you do
we do

ik praktizeer
jij praktizeert
wij praktizeren
» meer vervoegingen van praktizeren

to arrange, to coif, to coiffe, to coiffure, to do, to dress, to set {ww.}
toiletteren

I do
you do
we do

ik toiletteer
jij toiletteert
wij toiletteren
» meer vervoegingen van toiletteren

to cause, to do, to make {ww.}
veroorzaken
leiden
teweegbrengen

I do
you do
we do

ik veroorzaak
jij veroorzaakt
wij veroorzaken
» meer vervoegingen van veroorzaken

What trouble can she cause?
Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?
I don't want to cause a panic.
Ik wil geen paniek veroorzaken.
to act, to behave, to do {ww.}
spelen

I do
you do
we do

ik speel
jij speelt
wij spelen
» meer vervoegingen van spelen

Nowadays children do not play outdoors.
Tegenwoordig spelen kinderen niet buiten.
to arrange, to coif, to coiffe, to coiffure, to do, to dress, to set {ww.}
kassen

I do
you do
we do

ik kas
jij kast
wij kassen
» meer vervoegingen van kassen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

It's better to do nothing than to do something poorly.

Beter niets doen, dan een fout te maken.

What am I to do?

Wat moet ik doen?

I don't know what to do anymore.

Ik weet niet meer wat ik moet doen.

I have many things to do.

Ik heb veel dingen te doen.

That we are not able to do.

Wij zijn niet in staat om dat te doen.

Do what you have to do.

Doe wat ge moet doen.

I've got nothing to do with it.

Ik heb er niks mee te maken.

What do they want us to do?

Wat willen ze dat we doen?

What're you going to do next?

Wat ga je nu doen?

That he would be able to do.

Hij zou in staat zijn dat te doen.

We have to do something, Tom.

We moeten iets doen, Tom.

Tom has some explaining to do.

Tom moet dingen uitleggen.

Teach me how to do that.

Leer mij hoe men dat doet.

I have nothing to do with him.

Ik heb niets met hem van doen.

What do I have to do?

Wat moet ik doen?


Gerelateerd aan to-do

fuss - curl - do - be suitable - fit - suit - be of use - serve - act - make - perform - carry out - commit - form - reachstate - noise pollution - commotion - act - accelerate - work - care - accomplish - can - expend - do - call - come about - enclose