Vertaling van knew
I knew
you knew
he/she/it knew
ik kende
jij kende
hij/zij/het kende
» meer vervoegingen van kennen
I knew
you knew
he/she/it knew
ik kende
jij kende
hij/zij/het kende
» meer vervoegingen van kennen
I knew
you knew
he/she/it knew
ik wist
jij wist
hij/zij/het wist
» meer vervoegingen van weten
I knew
you knew
he/she/it knew
ik verspeende
jij verspeende
hij/zij/het verspeende
» meer vervoegingen van verspenen
I knew
you knew
he/she/it knew
ik kende
jij kende
hij/zij/het kende
» meer vervoegingen van kennen
I knew
you knew
he/she/it knew
ik schroefde
jij schroefde
hij/zij/het schroefde
» meer vervoegingen van schroeven
bedvogelen
rammen
wippen
seksen
poepen
vozen
soppen
flensen
emmeren
cohabiteren
coïteren
bonzen
bonken
bibberen
pompen
rampetampen
fleppen
vogelen
fokken
ketsen
kezen
rollebollen
kieren
figuurzagen
knarren
palen
neuken
naaien
vrijen
I knew
you knew
he/she/it knew
ik sliep
jij sliep
hij/zij/het sliep
» meer vervoegingen van slapen
I knew
you knew
he/she/it knew
ik wist
jij wist
hij/zij/het wist
» meer vervoegingen van weten
vastschroeven
I knew
you knew
he/she/it knew
ik schroefde aan
jij schroefde aan
hij/zij/het schroefde aan
» meer vervoegingen van aanschroeven
I knew
you knew
he/she/it knew
ik kende
jij kende
hij/zij/het kende
» meer vervoegingen van kennen
nemen
pakken
I knew
you knew
he/she/it knew
ik bekende
jij bekende
hij/zij/het bekende
» meer vervoegingen van bekennen
Voorbeelden in zinsverband
No one knew it.
Niemand wist dat.
I knew you'd come.
Ik wist wel dat je zou komen.
Everyone who knew him admired him.
Iedereen die hem kende bewonderde hem.
If I knew that, I'd tell you.
Als ik het wist, zou ik het u zeggen.
She knew that John loved her.
Ze wist dat John van haar hield.
I knew that today would be fun.
Ik wist wel dat het vandaag leuk ging worden.
Everybody knew she could speak English well.
Iedereen wist dat ze goed Engels kon.
Everybody in the village knew him.
Iedereen in het dorp kende hem.
I wish I knew where he was!
Ik wou dat ik wist waar hij was!
Tom knew that Mary was a teacher.
Tom wist dat Mary lerares was.
Tom wished he knew more than one language.
Tom wou dat hij meer dan één taal sprak.
If I knew his address, I would write to him.
Ik zou hem schrijven als ik zijn adres wist.
If I knew it, I would tell it to you.
Als ik het wist, zou ik het u zeggen.
The instant I saw him I knew he was angry.
Zo gauw als ik hem zag, wist ik dat hij boos was.
He knew the news, but he kept it to himself.
Hij wist van het nieuws, maar hij hield het voor zichzelf.