Vertaling van sworn

Inhoud:

Engels
Nederlands
sworn {bn.}
beëdigd
to blaspheme, to curse, to cuss, to swear {ww.}
godlasteren
ketteren
vloeken
godslasteren
blasfemeren

I have sworn
you have sworn
he/she/it has sworn

ik heb geketterd
jij hebt geketterd
hij/zij/het heeft geketterd
» meer vervoegingen van ketteren

to curse, to cuss, to swear {ww.}
vloeken

I have sworn
you have sworn
he/she/it has sworn

ik heb gevloekt
jij hebt gevloekt
hij/zij/het heeft gevloekt
» meer vervoegingen van vloeken

to swear, to pledge, to vow, to take an oath, to affirm {ww.}
een eed afleggen
zweren 

he/she/it has sworn
they have sworn
he/she/it had sworn

hij/zij/het heeft gezworen
zij hebben gezworen
hij/zij/het had gezworen
» meer vervoegingen van zweren

to swear {ww.}
zweren

he/she/it has sworn
they have sworn
he/she/it had sworn

hij/zij/het heeft gezworen
zij hebben gezworen
hij/zij/het had gezworen
» meer vervoegingen van zweren

to depone, to depose, to swear {ww.}
bezweren

I have sworn
you have sworn
he/she/it has sworn

ik heb bezworen
jij hebt bezworen
hij/zij/het heeft bezworen
» meer vervoegingen van bezweren

to bank, to rely, to swear, to trust {ww.}
vertrouwen
rekenen
geloven
steunen
leunen
bouwen
verlaten
betrouwen

I have sworn
you have sworn
he/she/it has sworn

ik heb vertrouwd
jij hebt vertrouwd
hij/zij/het heeft vertrouwd
» meer vervoegingen van vertrouwen

He abused my trust.
Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.
Honestly, I can't trust him.
Eerlijk, ik kan hem niet vertrouwen.
to depone, to depose, to swear {ww.}
beëdigen

I have sworn
you have sworn
he/she/it has sworn

ik heb beëdigd
jij hebt beëdigd
hij/zij/het heeft beëdigd
» meer vervoegingen van beëdigen

to swear {ww.}
zweren

he/she/it has sworn
they have sworn
he/she/it had sworn

hij/zij/het heeft gezworen
zij hebben gezworen
hij/zij/het had gezworen
» meer vervoegingen van zweren

to depone, to depose, to swear {ww.}
zweren

he/she/it has sworn
they have sworn
he/she/it had sworn

hij/zij/het heeft gezworen
zij hebben gezworen
hij/zij/het had gezworen
» meer vervoegingen van zweren

to bank, to rely, to swear, to trust {ww.}
zweren

he/she/it has sworn
they have sworn
he/she/it had sworn

hij/zij/het heeft gezworen
zij hebben gezworen
hij/zij/het had gezworen
» meer vervoegingen van zweren

to bank, to rely, to swear, to trust {ww.}
vertrouwen

I have sworn
you have sworn
he/she/it has sworn

ik heb vertrouwd
jij hebt vertrouwd
hij/zij/het heeft vertrouwd
» meer vervoegingen van vertrouwen

I lost my trust in him.
Ik ben mijn vertrouwen in hem verloren.
He's a man you can rely on.
Dat is iemand op wie je kan vertrouwen.
to affirm, to assert, to aver, to avow, to swan, to swear, to verify {ww.}
bezweren

I have sworn
you have sworn
he/she/it has sworn

ik heb bezworen
jij hebt bezworen
hij/zij/het heeft bezworen
» meer vervoegingen van bezweren

to blaspheme, to curse, to cuss, to imprecate, to swear {ww.}
blasfemeren

I have sworn
you have sworn
he/she/it has sworn

ik heb geblasfemeerd
jij hebt geblasfemeerd
hij/zij/het heeft geblasfemeerd
» meer vervoegingen van blasfemeren



Gerelateerd aan sworn

blaspheme - curse - cuss - swear - pledge - vow - take an oath - affirm - depone - depose - bank - rely - trust - assert - averassure - avert - believe - formalise - affirm - bank - consider - announce - bemock