Vertaling van a causa de
						Inhoud:
						
Spaans
Nederlands
causar, instigar, maquinar, ocasionar, producir, dar lugar a {ww.}
él/ella causa
hij/zij/het veroorzaakt
			 					» meer vervoegingen van veroorzaken
		 					
él/ella causa
hij/zij/het maakt
			 					» meer vervoegingen van maken