Vertaling van passe
je passe
il/elle passe
ik verstrijk
hij/zij/het verstrijkt
» meer vervoegingen van verstrijken
je passe
il/elle passe
ik verdrijf
hij/zij/het verdrijft
» meer vervoegingen van verdrijven
te boven gaan
overgaan
je passe
il/elle passe
ik steek over
hij/zij/het steekt over
» meer vervoegingen van oversteken
oversteken
overgaan
je passe
il/elle passe
ik overloop
hij/zij/het overloopt
» meer vervoegingen van overlopen
je passe
il/elle passe
ik geef
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven
passeren
voorbijrijden
inhalen
je passe
il/elle passe
ik vaar voorbij
hij/zij/het vaart voorbij
» meer vervoegingen van voorbijvaren
passeren
voorbijgaan
voorbijlopen
je passe
il/elle passe
ik ga langs
hij/zij/het gaat langs
» meer vervoegingen van langsgaan
verleden tijd
praeterium
Voorbeelden in zinsverband
Passe du bon temps !
Veel plezier!
Avez-vous un passe-temps ?
Heb je een hobby?
Qu'est-ce qui se passe ?
Wat is er aan de hand?
Ici, il se passe toujours quelque chose.
Er is altijd iets gaande hier.
Que se passe-t-il si j'échoue ?
Wat als het me niet lukt?
Mon passe-temps est la cuisine.
Mijn hobby is koken.
Le mot de passe est « Muiriel ».
Het wachtwoord is "Muiriël".
Le mot de passe en ce moment est "eosdigital".
Het huidige wachtwoord is "eosdigital".
Il passe son temps à perdre son portable.
Hij verliest altijd zijn gsm.
Mon passe-temps est d'écouter de la musique.
Mijn hobby is muziek beluisteren.
Mon passe-temps est de lire des bandes dessinées.
Mijn hobby is stripboeken lezen.
Quoi qu'il se passe, j'en parlerai à personne.
Wat er ook gebeurt, ik zal er niemand iets over vertellen.
Je crois que je vais éternuer... Passe-moi un mouchoir.
Ik denk dat ik ga niezen... geef mij een zakdoek.
Quoi qu'il se passe, j'en parlerai à personne.
Wat er ook gebeurt, ik zal er niemand iets over vertellen.
Je m'arrêtai et attendis jusqu'à ce que la voiture passe.
Ik stopte, en wachtte tot de auto voorbij was.