Vertaling van passe

Inhoud:

Frans
Nederlands
passer {ww.}
verstrijken
verlopen
vergaan
overgaan
overdrijven
omkomen 

je passe
il/elle passe

ik verstrijk
hij/zij/het verstrijkt
» meer vervoegingen van verstrijken

donner, passer {ww.}
verdrijven
aanreiken 
doorbrengen
aangeven 

je passe
il/elle passe

ik verdrijf
hij/zij/het verdrijft
» meer vervoegingen van verdrijven

dépasser, passer, surmonter {ww.}
oversteken
te boven gaan
overgaan

je passe
il/elle passe

ik steek over
hij/zij/het steekt over
» meer vervoegingen van oversteken

dépasser, passer {ww.}
overlopen
oversteken
overgaan

je passe
il/elle passe

ik overloop
hij/zij/het overloopt
» meer vervoegingen van overlopen

donner, passer, abouler, bailler {ww.}
geven 
verlenen
toekennen
toebrengen
opbrengen
aangeven 

je passe
il/elle passe

ik geef
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

Je suis allé donner mon sang aujourd'hui.
Ik ben vandaag bloed wezen geven.
Je veux donner une plante à maman.
Ik wil een plant aan mama geven.
doubler, dépasser, passer {ww.}
voorbijvaren
passeren
voorbijrijden
inhalen

je passe
il/elle passe

ik vaar voorbij
hij/zij/het vaart voorbij
» meer vervoegingen van voorbijvaren

dépasser, passer {ww.}
langsgaan
passeren
voorbijgaan
voorbijlopen

je passe
il/elle passe

ik ga langs
hij/zij/het gaat langs
» meer vervoegingen van langsgaan

passé {bn.}
afgelopen 
laatstleden
verleden
verschenen
vervlogen
voorbij
passé {bn.}
verlept
passé {bn.}
verdord
passé [m] (le ~) {zn.}
verleden
verleden tijd
Ne vous souciez pas du passé.
Maak je geen zorgen over het verleden.
Tom est enfermé dans le passé.
Tom zit vast in het verleden.
passé [m] (le ~) {zn.}
verleden tijd
praeterium


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Passe du bon temps !

Veel plezier!

Avez-vous un passe-temps ?

Heb je een hobby?

Qu'est-ce qui se passe ?

Wat is er aan de hand?

Ici, il se passe toujours quelque chose.

Er is altijd iets gaande hier.

Que se passe-t-il si j'échoue ?

Wat als het me niet lukt?

Mon passe-temps est la cuisine.

Mijn hobby is koken.

Le mot de passe est « Muiriel ».

Het wachtwoord is "Muiriël".

Le mot de passe en ce moment est "eosdigital".

Het huidige wachtwoord is "eosdigital".

Il passe son temps à perdre son portable.

Hij verliest altijd zijn gsm.

Mon passe-temps est d'écouter de la musique.

Mijn hobby is muziek beluisteren.

Mon passe-temps est de lire des bandes dessinées.

Mijn hobby is stripboeken lezen.

Quoi qu'il se passe, j'en parlerai à personne.

Wat er ook gebeurt, ik zal er niemand iets over vertellen.

Je crois que je vais éternuer... Passe-moi un mouchoir.

Ik denk dat ik ga niezen... geef mij een zakdoek.

Quoi qu'il se passe, j'en parlerai à personne.

Wat er ook gebeurt, ik zal er niemand iets over vertellen.

Je m'arrêtai et attendis jusqu'à ce que la voiture passe.

Ik stopte, en wachtte tot de auto voorbij was.


Gerelateerd aan passe

passer - donner - dépasser - surmonter - abouler - bailler - doubler - passé