Vertaling van hand

Inhoud:

Nederlands
Engels
hand, handdruk {zn.}
grip 
handshake 
hand [v] {zn.}
hand 
Ze liepen hand in hand.
They went hand in hand.
John en Mary lopen altijd hand in hand.
John and Mary always walk hand in hand.
hand [m] (de ~), fikken [m] (de ~), jat, tengels [m] (de ~), klauw [m] (de ~), klauwen, klavier, klavieren, kluif, knijper, poten, vlerken, poot [m] (de ~), fik [m] (de ~), tengel {zn.}
hand
paw
mitt
manus
De hand van Jan is rein.
John's hand is clean.
Laat mijn hand niet los.
Don't let go of my hand.
handschrift [o] (het ~), poot, hand [m] (de ~) {zn.}
hand
handwriting
script
Wiens handschrift is dit?
Whose handwriting is this?
Mijn moeder heeft een mooi handschrift.
My mother has good handwriting.
handdruk [m] (de ~), poot, hand {zn.}
shake
handshake
handshaking
handclasp
Met gebalde vuist kan je iemands hand niet schudden.
You can't shake someone's hand with a clenched fist.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Ze liepen hand in hand.

They went hand in hand.

John en Mary lopen altijd hand in hand.

John and Mary always walk hand in hand.

Laat mijn hand niet los.

Don't let go of my hand.

Ik heb een boek in mijn hand.

I have a book in my hand.

Hij stak zijn hand niet op.

He did not put up his hand.

Er is hier iets aan de hand.

There's something fishy going on.

Bijt nooit de hand die je voedt.

Never bite the hand that feeds you.

De hand van Jan is rein.

John's hand is clean.

Wat is er aan de hand?

What is going on?

Mijn hand is in warm water.

My hand is in warm water.

Tom liet de hand van Mary los.

Tom let go of Mary's hand.

Hij heeft een gat in zijn hand.

He spends too much money.

Ze hield mijn hand stevig vast.

She held on to my hand tightly.

Hij legde zijn hand op mijn schouder.

He rested his hand on my shoulder.

Ze heeft bloemen in haar hand.

She has flowers in her hand.


Gerelateerd aan hand

handdruk - fikken - jat - tengels - klauw - klauwen - klavier - klavieren - kluif - knijper - poten - vlerken - poot - fik - tengellichaamsdeel - schrift - gebaar - uiting - middenhand - handwortel