Vertaling van honk

Inhoud:

Nederlands
Engels
honk [o] (het ~) {zn.}
base
bag
doel [o], doelstelling [v], doelwit [o], honk, wit {zn.}
aim
goal 
end 
target 
purpose 
objective
intent
butt 
Ze bereikten hun doel.
They attained their aim.
Dit keer is Parijs mijn doel.
This time my goal is Paris.
thuis [o] (het ~), home [o] (het ~), honk [o] (het ~), tehuis [o] (het ~) {zn.}
home
habitation
dwelling house
dwelling
domicile
abode
Niemand thuis?
Nobody at home?
Ben je thuis?
Are you home?


Gerelateerd aan honk

doel - doelstelling - doelwit - wit - thuis - home - tehuispunt - woning