Vertaling van meneer

Inhoud:

Nederlands
Engels
heer [m], heerschap [o], meneer [o], mijnheer [o] {zn.}
sir
gentleman 
gent
lord 
Dank u, meneer.
Thank you, sir.
Mijnheer, mag ik uw rijbewijs zien?
May I see your driver's license, sir?
man [m] (de ~), baas [m] (de ~), basserool, broger, gabber [m] (de ~), jongen [m] (de ~), kerel [m] (de ~), klant, knaap, manspersoon, meneer [m] (de ~), pief [m] (de ~), vent [m] (de ~), gast [m] (de ~), heer [m] (de ~), pik [m] (de ~), mannetje [m] (het ~), heerschap [m] (het ~) {zn.}
man
adult male
Meneer Ito is een hoogopgeleide man.
Mr Ito is a highly educated man.
De man die we vanochtend zagen was meneer Green.
The man we saw this morning was Mr. Green.

Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Dank u, meneer.

Thank you, sir.

Herinner je je meneer Saito?

Do you remember Mr. Saito?

Meneer Brown heeft vier kinderen.

Mr Brown has four children.

Meneer Jordan werd plots wakker.

Mr Jordan woke up suddenly.

Hallo, is meneer Freeman er?

Hello, is Mr Freeman in?

De leraar heette meneer Grey.

The teacher's name was Mr. Grey.

Meneer Kato leert ons Engels.

Mr. Kato teaches us English.

Meneer Green is leraar geschiedenis.

Mr Green is a teacher of history.

Meneer Long en meneer Smith praatten met elkaar.

Mr. Long and Mr. Smith spoke to each other.

Een dokter onderzocht meneer Brown.

A doctor examined Mr. Brown.

Meneer White's tuin is groot.

Mr. White's yard is large.

Is meneer Jones op kantoor?

Is Mr. Jones in the office?

Meneer Brown heeft vier kinderen.

Mr. Brown has four children.

Meneer Green is leraar geschiedenis.

Mr. Green is a history teacher.

Meneer Wang komt uit China.

Mr Wang is from China.


Gerelateerd aan meneer

heer - heerschap - mijnheer - man - baas - basserool - broger - gabber - jongen - kerel - klant - knaap - manspersoon - pief - ventpersoon