Vertaling van treffen

Inhoud:

Nederlands
Frans
frapperen, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
affecter 

wij treffen
jullie treffen
zij treffen

nous affectons
vous affectez
ils/elles affectent
» meer vervoegingen van affecter

aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen {ww.}
rencontrer 

wij treffen
jullie treffen
zij treffen

nous rencontrons
vous rencontrez
ils/elles rencontrent
» meer vervoegingen van rencontrer

Ik wil Tom graag ontmoeten.
Je désirerais rencontrer Tom.
Ik kijk ernaar uit u te ontmoeten.
J'avais hâte de vous rencontrer.
halen, inslaan, raken, teisteren, treffen {ww.}
saisir 
frapper 
parvenir 
atteindre 

wij treffen
jullie treffen
zij treffen

nous saisissons
vous saisissez
ils/elles saisissent
» meer vervoegingen van saisir

raken, treffen, aandoen, aangrijpen {ww.}
affecter 

wij treffen
jullie treffen
zij treffen

nous affectons
vous affectez
ils/elles affectent
» meer vervoegingen van affecter

vinden, bevinden, treffen, aantreffen {ww.}
trouver 

wij treffen
jullie treffen
zij treffen

nous trouvons
vous trouvez
ils/elles trouvent
» meer vervoegingen van trouver

Kan je het vinden?
Peux-tu le trouver ?
Ik moet het vinden.
Je dois le trouver.
gevecht, kamp, slag [m], strijd, treffen, veldslag {zn.}
bataille  [v] (la ~)
combat  [m] (le ~)
Ze hebben het gevecht verloren.
Ils perdirent la bataille.