Vertaling van aanreiken
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
overhandigen, ter hand stellen, aanreiken {ww.}
overhandigen
ter hand stellen
aanreiken {ww.}
ter hand stellen
aanreiken {ww.}
ik zal aanreiken
ik zou aanreiken
jij zult aanreiken
ik zal overhandigen
ik zou overhandigen
jij zult overhandigen
» meer vervoegingen van overhandigen
aangeven, doorbrengen, verdrijven, aanreiken {ww.}
aangeven
doorbrengen
verdrijven
aanreiken {ww.}
doorbrengen
verdrijven
aanreiken {ww.}
ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
» meer vervoegingen van aangeven
Ik wilde niet nog meer tijd doorbrengen met Tom.
Ik wilde niet nog meer tijd doorbrengen met Tom.
Ik ga jou aangeven bij de politie.
Ik ga jou aangeven bij de politie.
overgeven, aangeven, toereiken, overbrengen, afdragen, aanreiken {ww.}
overgeven
aangeven
toereiken
overbrengen
afdragen
aanreiken {ww.}
aangeven
toereiken
overbrengen
afdragen
aanreiken {ww.}
ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
ik zal overgeven
jij zult overgeven
hij/zij/het zal overgeven
» meer vervoegingen van overgeven
Ik moest overgeven.
Ik moest overgeven.
Liefde overwint alles (laten wij ons ook overgeven)
Liefde overwint alles (laten wij ons ook overgeven)
aangeven, toesteken, aanreiken {ww.}
aangeven
toesteken
aanreiken {ww.}
toesteken
aanreiken {ww.}
ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
» meer vervoegingen van aangeven
Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?
Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?