Vertaling van geven

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
geven, aangeven, verlenen, toekennen, toebrengen, opbrengen {ww.}
geven
aangeven
verlenen
toekennen
toebrengen
opbrengen {ww.}

ik geef aan
jij geeft aan
hij/zij/het geeft aan

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

Ik ga jou aangeven bij de politie.
Ik ga jou aangeven bij de politie.
Koeien geven melk.
Koeien geven melk.
geven {ww.}
geven {ww.}

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

Zij geven niets.
Zij geven niets.
Hebt u nog iets aan te geven?
Hebt u nog iets aan te geven?
geven, schenken {ww.}
geven
schenken {ww.}

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

Weinig politici geven hun fouten toe.
Weinig politici geven hun fouten toe.
Niemand kon het juiste antwoord geven.
Niemand kon het juiste antwoord geven.
geven, lesgeven, onderwijzen, onderrichten, doceren {ww.}
geven
lesgeven
onderwijzen
onderrichten
doceren {ww.}

ik doceer
jij doceert
hij/zij/het doceert

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

Onderwijzen vraagt veel geduld.
Onderwijzen vraagt veel geduld.
Lesgeven aan jonge kinderen is niet makkelijk.
Lesgeven aan jonge kinderen is niet makkelijk.
geven {ww.}
geven {ww.}

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

geven {ww.}
geven {ww.}

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

geven, inzetten {ww.}
geven
inzetten {ww.}

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

geven, opleveren {ww.}
geven
opleveren {ww.}

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

doen, geven, bezorgen, verschaffen {ww.}
doen
geven
bezorgen
verschaffen {ww.}

ik bezorg
jij bezorgt
hij/zij/het bezorgt

ik doe
jij doet
hij/zij/het doet
» meer vervoegingen van doen

Wat moet ik doen?
Wat moet ik doen?
Laat ons meer doen.
Laat ons meer doen.
houden, geven, hechten {ww.}
houden
geven
hechten {ww.}

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

Omdat we van jullie houden, zijn we Tatoeba aan het updaten om jullie een betere gebruikerservaring te geven. Zien jullie wel? We Omdat we van jullie houden, zijn we Tatoeba aan het updaten om jullie een betere gebruikerservaring te geven. Zien jullie wel? We
Rechts houden.
Rechts houden.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Koeien geven melk.

Koeien geven melk.

Zij geven niets.

Zij geven niets.

Hebt u nog iets aan te geven?

Hebt u nog iets aan te geven?

Weinig politici geven hun fouten toe.

Weinig politici geven hun fouten toe.

Niemand kon het juiste antwoord geven.

Niemand kon het juiste antwoord geven.

Ik zal je een goed advies geven.

Ik zal je een goed advies geven.

Ik zal haar het boek morgen geven.

Ik zal haar het boek morgen geven.

We moeten de bloem water geven.

We moeten de bloem water geven.

Ik zal hem het boek morgen geven.

Ik zal hem het boek morgen geven.

Ik zal jou dit boek geven.

Ik zal jou dit boek geven.

Ik wil een plant aan mama geven.

Ik wil een plant aan mama geven.

Heeft u iets aan te geven?

Heeft u iets aan te geven?

Kunt u ons een paar voorbeelden geven?

Kunt u ons een paar voorbeelden geven?

Hij weigerde hen de informatie te geven.

Hij weigerde hen de informatie te geven.

Ik ben vandaag bloed wezen geven.

Ik ben vandaag bloed wezen geven.