Vertaling van aangeven

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
aangeven, verklaren, declareren, betuigen {ww.}
aangeven
verklaren
declareren
betuigen {ww.}

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
» meer vervoegingen van aangeven

Ik ga jou aangeven bij de politie.
Ik ga jou aangeven bij de politie.
Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?
Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?
aangeven, verklikken, klikken, aanbrengen {ww.}
aangeven
verklikken
klikken
aanbrengen {ww.}

ik zal aanbrengen
jij zult aanbrengen
hij/zij/het zal aanbrengen

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
» meer vervoegingen van aangeven

aangeven {ww.}
aangeven {ww.}

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
» meer vervoegingen van aangeven

aangeven {ww.}
aangeven {ww.}

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
» meer vervoegingen van aangeven

aangeven, doorbrengen, verdrijven, aanreiken {ww.}
aangeven
doorbrengen
verdrijven
aanreiken {ww.}

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven
» meer vervoegingen van aangeven

Ik wilde niet nog meer tijd doorbrengen met Tom.
Ik wilde niet nog meer tijd doorbrengen met Tom.
wijzen, aangeven, aanwijzen, aanduiden, uitduiden {ww.}
wijzen
aangeven
aanwijzen
aanduiden
uitduiden {ww.}

ik zal aanduiden
jij zult aanduiden
hij/zij/het zal aanduiden

ik zal wijzen
jij zult wijzen
hij/zij/het zal wijzen
» meer vervoegingen van wijzen

Dat kan ik je aanwijzen!
Dat kan ik je aanwijzen!
Kan je me de weg wijzen?
Kan je me de weg wijzen?
geven, aangeven, verlenen, toekennen, toebrengen, opbrengen {ww.}
geven
aangeven
verlenen
toekennen
toebrengen
opbrengen {ww.}

ik zal aangeven
ik zou aangeven
jij zult aangeven

ik zal geven
ik zou geven
jij zult geven
» meer vervoegingen van geven

Koeien geven melk.
Koeien geven melk.
Zij geven niets.
Zij geven niets.
overgeven, aangeven, toereiken, overbrengen, afdragen, aanreiken {ww.}
overgeven
aangeven
toereiken
overbrengen
afdragen
aanreiken {ww.}

ik zal aangeven
jij zult aangeven
hij/zij/het zal aangeven

ik zal overgeven
jij zult overgeven
hij/zij/het zal overgeven
» meer vervoegingen van overgeven

Ik moest overgeven.
Ik moest overgeven.
Liefde overwint alles (laten wij ons ook overgeven)
Liefde overwint alles (laten wij ons ook overgeven)
aanduiden, aangeven, een teken geven, merken, kenmerken, tekenen {ww.}
aanduiden
aangeven
een teken geven
merken
kenmerken
tekenen {ww.}

ik zal aanduiden
jij zult aanduiden
hij/zij/het zal aanduiden

ik zal aanduiden
jij zult aanduiden
hij/zij/het zal aanduiden
» meer vervoegingen van aanduiden



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik ga jou aangeven bij de politie.

Ik ga jou aangeven bij de politie.

Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?

Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?