Vertaling van verklaren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
aangeven, verklaren, declareren, betuigen {ww.}
aangeven
verklaren
declareren
betuigen {ww.}

ik geef aan
jij geeft aan
hij/zij/het geeft aan

ik geef aan
jij geeft aan
hij/zij/het geeft aan
» meer vervoegingen van aangeven

Ik ga jou aangeven bij de politie.
Ik ga jou aangeven bij de politie.
Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?
Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?
uitleggen, verklaren, toelichten, uiteenzetten, beduiden {ww.}
uitleggen
verklaren
toelichten
uiteenzetten
beduiden {ww.}

ik beduid
jij beduidt
hij/zij/het beduidt

ik leg uit
jij legt uit
hij/zij/het legt uit
» meer vervoegingen van uitleggen

Tom moet dingen uitleggen.
Tom moet dingen uitleggen.
Ik zal het aan hem uitleggen.
Ik zal het aan hem uitleggen.
uitleggen, duiden, verklaren, vertolken, interpreteren {ww.}
uitleggen
duiden
verklaren
vertolken
interpreteren {ww.}

ik duid
jij duidt
hij/zij/het duidt

ik leg uit
jij legt uit
hij/zij/het legt uit
» meer vervoegingen van uitleggen

Ik kan het ook niet uitleggen.
Ik kan het ook niet uitleggen.
Ik kan het verschil tussen die twee niet uitleggen.
Ik kan het verschil tussen die twee niet uitleggen.
verklaren {ww.}
verklaren {ww.}

ik verklaar
jij verklaart
hij/zij/het verklaart

ik verklaar
jij verklaart
hij/zij/het verklaart
» meer vervoegingen van verklaren

het duistere (verklaren) door het duisterdere, het onbekende door het onbekendere
het duistere (verklaren) door het duisterdere, het onbekende door het onbekendere
uitleggen, verklaren, verhelderen, duidelijk maken, beduiden {ww.}
uitleggen
verklaren
verhelderen
duidelijk maken
beduiden {ww.}

ik beduid
jij beduidt
hij/zij/het beduidt

ik leg uit
jij legt uit
hij/zij/het legt uit
» meer vervoegingen van uitleggen

Als je me laat spreken, dan kan ik alles uitleggen.
Als je me laat spreken, dan kan ik alles uitleggen.
heten, verklaren {ww.}
heten
verklaren {ww.}

ik heet
jij heet
hij/zij/het heet

ik heet
jij heet
hij/zij/het heet
» meer vervoegingen van heten

Kranten, televisie en radio heten massamedia.
Kranten, televisie en radio heten massamedia.
duiden, verklaren {ww.}
duiden
verklaren {ww.}

ik duid
jij duidt
hij/zij/het duidt

ik duid
jij duidt
hij/zij/het duidt
» meer vervoegingen van duiden

Ik kon niet duiden wat hij bedoelde met 'megafeps'.
Ik kon niet duiden wat hij bedoelde met 'megafeps'.
Tijd heeft geen onderverdelingen om het verstrijken ervan aan te duiden, er is nooit een onweersbui of trompetgeschal om het begin van een nieuwe maand of een nieuw jaar…
Tijd heeft geen onderverdelingen om het verstrijken ervan aan te duiden, er is nooit een onweersbui of trompetgeschal om het begin van een nieuwe maand of een nieuw jaar…