Vertaling van beduiden

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
uitleggen, verklaren, toelichten, uiteenzetten, beduiden {ww.}
uitleggen
verklaren
toelichten
uiteenzetten
beduiden {ww.}

ik beduid
jij beduidt
hij/zij/het beduidt

ik leg uit
jij legt uit
hij/zij/het legt uit
» meer vervoegingen van uitleggen

Tom moet dingen uitleggen.
Tom moet dingen uitleggen.
Ik zal het aan hem uitleggen.
Ik zal het aan hem uitleggen.
beduiden {ww.}
beduiden {ww.}

ik beduid
jij beduidt
hij/zij/het beduidt

ik beduid
jij beduidt
hij/zij/het beduidt
» meer vervoegingen van beduiden

waarzeggen, voorspellen, voorzeggen, beduiden {ww.}
waarzeggen
voorspellen
voorzeggen
beduiden {ww.}

ik beduid
jij beduidt
hij/zij/het beduidt

ik waarzeg
jij waarzegt
hij/zij/het waarzegt
» meer vervoegingen van waarzeggen

uitleggen, verklaren, verhelderen, duidelijk maken, beduiden {ww.}
uitleggen
verklaren
verhelderen
duidelijk maken
beduiden {ww.}

ik beduid
jij beduidt
hij/zij/het beduidt

ik leg uit
jij legt uit
hij/zij/het legt uit
» meer vervoegingen van uitleggen

Ik kan het ook niet uitleggen.
Ik kan het ook niet uitleggen.
Ik kan het verschil tussen die twee niet uitleggen.
Ik kan het verschil tussen die twee niet uitleggen.
staan voor, betekenen, beduiden {ww.}
staan voor
betekenen
beduiden {ww.}

ik beduid
jij beduidt
hij/zij/het beduidt

ik beteken
jij betekent
hij/zij/het betekent
» meer vervoegingen van betekenen

Wij staan voor democratie.
Wij staan voor democratie.
De vrouwen staan voor de bibliotheek.
De vrouwen staan voor de bibliotheek.
zeggen, beduiden, omvatten, inhouden, betekenen, behelzen {ww.}
zeggen
beduiden
omvatten
inhouden
betekenen
behelzen {ww.}

ik beduid
jij beduidt
hij/zij/het beduidt

ik zeg
jij zegt
hij/zij/het zegt
» meer vervoegingen van zeggen

Sommigen zeggen dit, en anderen zeggen dat.
Sommigen zeggen dit, en anderen zeggen dat.
Hij kan zoiets zeggen.
Hij kan zoiets zeggen.