Vertaling van inhouden

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
korten, aftrekken, inhouden, aftellen {ww.}
korten
aftrekken
inhouden
aftellen {ww.}

ik zal aftellen
jij zult aftellen
hij/zij/het zal aftellen

ik zal korten
jij zult korten
hij/zij/het zal korten
» meer vervoegingen van korten

De student besloot zijn paper in te korten door de overbodige details eruit te halen.
De student besloot zijn paper in te korten door de overbodige details eruit te halen.
bevatten, inhouden, behelzen {ww.}
bevatten
inhouden
behelzen {ww.}

hij/zij/het zal behelzen
zij zult behelzen
hij/zij/het zal behelzen

hij/zij/het zal bevatten
zij zullen bevatten
hij/zij/het zou bevatten
» meer vervoegingen van bevatten

Zuur reageert op dingen die metaal bevatten.
Zuur reageert op dingen die metaal bevatten.
houden, bevatten, vervatten, inhouden {ww.}
houden
bevatten
vervatten
inhouden {ww.}

ik zal bevatten
jij zult bevatten
hij/zij/het zal bevatten

ik zal houden
jij zult houden
hij/zij/het zal houden
» meer vervoegingen van houden

Rechts houden.
Rechts houden.
Laten we koffiepauze houden.
Laten we koffiepauze houden.
inhouden, aftrekken {ww.}
inhouden
aftrekken {ww.}

ik zal aftrekken
jij zult aftrekken
hij/zij/het zal aftrekken

ik zal inhouden
jij zult inhouden
hij/zij/het zal inhouden
» meer vervoegingen van inhouden

inhouden {ww.}
inhouden {ww.}

ik zal inhouden
jij zult inhouden
hij/zij/het zal inhouden

ik zal inhouden
jij zult inhouden
hij/zij/het zal inhouden
» meer vervoegingen van inhouden

capaciteit [v], inhoud (mv. inhouden) {zn.}
capaciteit [v]
inhoud (mv. inhouden) {zn.}
capaciteit [v], inhoud (mv. inhouden), vermogen, laadvermogen {zn.}
capaciteit [v]
inhoud (mv. inhouden)
vermogen
laadvermogen {zn.}
volume, inhoud (mv. inhouden) {zn.}
volume
inhoud (mv. inhouden) {zn.}
inhoud (mv. inhouden) {zn.}
inhoud (mv. inhouden) {zn.}
beheersen, intomen, inhouden, betomen {ww.}
beheersen
intomen
inhouden
betomen {ww.}

ik zal beheersen
ik zou beheersen
jij zult beheersen

ik zal beheersen
ik zou beheersen
jij zult beheersen
» meer vervoegingen van beheersen

Engels beheersen is moeilijk.
Engels beheersen is moeilijk.
Bob kon zijn woede niet beheersen.
Bob kon zijn woede niet beheersen.
behelzen, zeggen, betekenen, inhouden, omvatten, beduiden {ww.}
behelzen
zeggen
betekenen
inhouden
omvatten
beduiden {ww.}

ik zal beduiden
ik zou beduiden
jij zult beduiden

ik zal zeggen
ik zou zeggen
jij zult zeggen
» meer vervoegingen van zeggen

register [o] (het ~), inhoudstafel, bladwijzer [m] (de ~), inhoud [m] (de ~), inhoudsopgave [m] (de ~) {zn.}
register [o] (het ~)
inhoudstafel
bladwijzer [m] (de ~)
inhoud [m] (de ~)
inhoudsopgave [m] (de ~) {zn.}
inhoud [m] (de ~) {zn.}
inhoud [m] (de ~) {zn.}
zin [m] (de ~), bedoeling [v] (de ~), betekenis [v] (de ~), significatie, inhoud [m] (de ~) {zn.}
zin [m] (de ~)
bedoeling [v] (de ~)
betekenis [v] (de ~)
significatie
inhoud [m] (de ~) {zn.}
Wat is de betekenis van deze zin?
Wat is de betekenis van deze zin?
Dat was niet mijn bedoeling.
Dat was niet mijn bedoeling.
inhoud [m] (de ~) {zn.}
inhoud [m] (de ~) {zn.}