Vertaling van vermogen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vermogen, bekwaamheid [v] {zn.}
vermogen
bekwaamheid [v] {zn.}
Zijn muzikale bekwaamheid werd bevorderd in Wenen.
Zijn muzikale bekwaamheid werd bevorderd in Wenen.
De mens heeft het vermogen om te spreken.
De mens heeft het vermogen om te spreken.
vermogen, laadvermogen, inhoud, capaciteit [v] {zn.}
vermogen
laadvermogen
inhoud
capaciteit [v] {zn.}
vermogen, kapitaal {zn.}
vermogen
kapitaal {zn.}
goed, bezit [o], vermogen, eigendom [o], bezitting [v] {zn.}
goed
bezit [o]
vermogen
eigendom [o]
bezitting [v] {zn.}
Eind goed, al goed.
Eind goed, al goed.
Eind goed, al goed.
Eind goed, al goed.
kracht, vermogen {zn.}
kracht
vermogen {zn.}
Onderschat mijn kracht niet.
Onderschat mijn kracht niet.
Moge de kracht met je zijn.
Moge de kracht met je zijn.
macht, vermogen {zn.}
macht
vermogen {zn.}
Kennis is macht.
Kennis is macht.
Kennis is macht.
Kennis is macht.
kunnen, weten, vermogen {ww.}
kunnen
weten
vermogen {ww.}

ik kan
jij kan
hij/zij/het kan

ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
» meer vervoegingen van kunnen

Ze weten hoe zij een atoombom kunnen maken
Ze weten hoe zij een atoombom kunnen maken
Ik hou er niet van als wiskundigen die veel meer weten dan ik hun gedachten niet duidelijk kunnen uitdrukken.
Ik hou er niet van als wiskundigen die veel meer weten dan ik hun gedachten niet duidelijk kunnen uitdrukken.


Gerelateerd aan vermogen

bekwaamheid - laadvermogen - inhoud - capaciteit - kapitaal - goed - bezit - eigendom - bezitting - kracht - macht - kunnen - wetenzijn