Vertaling van kunnen
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
» meer vervoegingen van kunnen
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
» meer vervoegingen van kunnen
mogen {ww.}
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
» meer vervoegingen van kunnen
weten
vermogen {ww.}
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
» meer vervoegingen van kunnen
macht
vermogen
potentie {zn.}
gaan
kunnen {bn.}
Voorbeelden in zinsverband
Wanneer kunnen we eten?
Wanneer kunnen we eten?
We kunnen beter gaan.
We kunnen beter gaan.
Misschien kunnen we praten.
Misschien kunnen we praten.
Waar kunnen we telefoneren ?
Waar kunnen we telefoneren ?
Kunnen we praten?
Kunnen we praten?
Zij kunnen vissen.
Zij kunnen vissen.
Zij kunnen Spaans spreken.
Zij kunnen Spaans spreken.
Zij kunnen Spaans spreken.
Zij kunnen Spaans spreken.
We kunnen vanavond beginnen.
We kunnen vanavond beginnen.
We kunnen geen melk drinken.
We kunnen geen melk drinken.
Wie zou hem kunnen vervangen?
Wie zou hem kunnen vervangen?
Niet alle vogels kunnen vliegen.
Niet alle vogels kunnen vliegen.
Zou u even kunnen wachten?
Zou u even kunnen wachten?
Het zou fataal kunnen worden.
Het zou fataal kunnen worden.
Weinig studenten kunnen Latijn lezen.
Weinig studenten kunnen Latijn lezen.