Vertaling van macht

Inhoud:

Nederlands

macht, gezag {zn.}

macht
gezag {zn.}

Noch macht, noch rijkdom, maar slechts het gezag van de wetenschap blijft bestaan

Kennis is macht.

macht, kracht, sterkte {zn.}

macht
kracht
sterkte {zn.}

Kennis is macht.

Macht en geld zijn onafscheidelijk.

macht, mogendheid [v], heerschappij [v] {zn.}

macht
mogendheid [v]
heerschappij [v] {zn.}

Drie tot de derde macht is zevenentwintig.

macht, vermogen {zn.}

macht
vermogen {zn.}

macht [m] (de ~) {zn.}

macht, mogendheid [v] (de ~) {zn.}

macht
mogendheid [v] (de ~) {zn.}

macht [m] (de ~), graad [m] (de ~) {zn.}

macht [m] (de ~)
graad [m] (de ~) {zn.}

Water bevriest bij nul graad Celsius.

macht [m] (de ~) {zn.}

kunnen, macht [m] (de ~), vermogen [o] (het ~), potentie [v] (de ~) {zn.}

kunnen
macht [m] (de ~)
vermogen [o] (het ~)
potentie [v] (de ~) {zn.}

Nederlands

Kennis is macht.

Macht en geld zijn onafscheidelijk.

Drie tot de derde macht is zevenentwintig.

De koning maakte misbruik van zijn macht.

Wetenschap (kennis) is macht

Goud is macht

De macht der gewoonte is groot

Door eensgezindheid groeien kleine dingen", "Eendracht maakt macht

Haat, zonder macht om er aan te voldoen, is ijdel

Noch macht, noch rijkdom, maar slechts het gezag van de wetenschap blijft bestaan