Vertaling van aftellen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
aftellen {ww.}
aftellen {ww.}

ik zal aftellen
jij zult aftellen
hij/zij/het zal aftellen

ik zal aftellen
jij zult aftellen
hij/zij/het zal aftellen
» meer vervoegingen van aftellen

korten, aftrekken, inhouden, aftellen {ww.}
korten
aftrekken
inhouden
aftellen {ww.}

ik zal aftellen
jij zult aftellen
hij/zij/het zal aftellen

ik zal korten
jij zult korten
hij/zij/het zal korten
» meer vervoegingen van korten

De student besloot zijn paper in te korten door de overbodige details eruit te halen.
De student besloot zijn paper in te korten door de overbodige details eruit te halen.
tellen, neertellen, aftellen {ww.}
tellen
neertellen
aftellen {ww.}

ik zal aftellen
jij zult aftellen
hij/zij/het zal aftellen

ik zal tellen
jij zult tellen
hij/zij/het zal tellen
» meer vervoegingen van tellen

Hij kan niet tellen.
Hij kan niet tellen.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
aftellen {ww.}
aftellen {ww.}

ik zal aftellen
jij zult aftellen
hij/zij/het zal aftellen

ik zal aftellen
jij zult aftellen
hij/zij/het zal aftellen
» meer vervoegingen van aftellen


Gerelateerd aan aftellen

korten - aftrekken - inhouden - tellen - neertellentellen - opzeggen