Vertaling van neertellen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
tellen, neertellen, aftellen {ww.}
tellen
neertellen
aftellen {ww.}
neertellen
aftellen {ww.}
ik zal aftellen
jij zult aftellen
hij/zij/het zal aftellen
ik zal tellen
jij zult tellen
hij/zij/het zal tellen
» meer vervoegingen van tellen
Hij kan niet tellen.
Hij kan niet tellen.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
betalen, uittellen, schuiven, neerleggen, schokken, offeren, neertellen, lappen, dokken {ww.}
betalen
uittellen
schuiven
neerleggen
schokken
offeren
neertellen
lappen
dokken {ww.}
uittellen
schuiven
neerleggen
schokken
offeren
neertellen
lappen
dokken {ww.}
ik zal betalen
ik zou betalen
jij zult betalen
ik zal betalen
ik zou betalen
jij zult betalen
» meer vervoegingen van betalen
Ze moeten vooraf betalen.
Ze moeten vooraf betalen.
Kan ik via creditcard betalen?
Kan ik via creditcard betalen?