Vertaling van schuiven

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
schuiven {ww.}
schuiven {ww.}

ik schuif
jij schuift
hij/zij/het schuift

ik schuif
jij schuift
hij/zij/het schuift
» meer vervoegingen van schuiven

opschuiven, schuiven {ww.}
opschuiven
schuiven {ww.}

ik schuif op
jij schuift op
hij/zij/het schuift op

ik schuif op
jij schuift op
hij/zij/het schuift op
» meer vervoegingen van opschuiven

schuiven {ww.}
schuiven {ww.}

ik schuif
jij schuift
hij/zij/het schuift

ik schuif
jij schuift
hij/zij/het schuift
» meer vervoegingen van schuiven

schuiven {ww.}
schuiven {ww.}

ik schuif
jij schuift
hij/zij/het schuift

ik schuif
jij schuift
hij/zij/het schuift
» meer vervoegingen van schuiven

uitglijden, schuiven, glijden, glippen, glibberen {ww.}
uitglijden
schuiven
glijden
glippen
glibberen {ww.}

ik glibber
jij glibbert
hij/zij/het glibbert

ik glijd uit
jij glijdt uit
hij/zij/het glijdt uit
» meer vervoegingen van uitglijden

klep [v], schuif (mv. schuiven) {zn.}
klep [v]
schuif (mv. schuiven) {zn.}
grendel, knip, schuif (mv. schuiven), schuifslot {zn.}
grendel
knip
schuif (mv. schuiven)
schuifslot {zn.}
schuif (mv. schuiven), schuifklep {zn.}
schuif (mv. schuiven)
schuifklep {zn.}
schuif (mv. schuiven) {zn.}
schuif (mv. schuiven) {zn.}
verschuiven, schuiven {ww.}
verschuiven
schuiven {ww.}

ik schuif
jij schuift
hij/zij/het schuift

ik verschuif
jij verschuift
hij/zij/het verschuift
» meer vervoegingen van verschuiven

dokken, lappen, neertellen, offeren, schokken, betalen, neerleggen, schuiven, uittellen {ww.}
dokken
lappen
neertellen
offeren
schokken
betalen
neerleggen
schuiven
uittellen {ww.}

ik betaal
jij betaalt
hij/zij/het betaalt

ik dok
jij dokt
hij/zij/het dokt
» meer vervoegingen van dokken

schuif [m] (de ~) {zn.}
schuif [m] (de ~) {zn.}
De schuif van de schrijftafel is open.
De schuif van de schrijftafel is open.
schuif [m] (de ~), knip [m] (de ~), grendel [m] (de ~) {zn.}
schuif [m] (de ~)
knip [m] (de ~)
grendel [m] (de ~) {zn.}
lade [m] (de ~), schuifla, schuiflade, schuif [m] (de ~), la [m] (de ~) {zn.}
lade [m] (de ~)
schuifla
schuiflade
schuif [m] (de ~)
la [m] (de ~) {zn.}
schuif [m] (de ~) {zn.}
schuif [m] (de ~) {zn.}