Vertaling van neerleggen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
leggen, vlijen, neerleggen {ww.}
leggen
vlijen
neerleggen {ww.}

ik zal leggen
ik zou leggen
jij zult leggen

ik zal leggen
ik zou leggen
jij zult leggen
» meer vervoegingen van leggen

In mei leggen alle vogeltjes een ei.
In mei leggen alle vogeltjes een ei.
Ik zou een eeuwigheid bezig zijn om alles uit te leggen.
Ik zou een eeuwigheid bezig zijn om alles uit te leggen.
neerleggen {ww.}
neerleggen {ww.}

ik zal neerleggen
ik zou neerleggen
jij zult neerleggen

ik zal neerleggen
ik zou neerleggen
jij zult neerleggen
» meer vervoegingen van neerleggen

neerleggen {ww.}
neerleggen {ww.}

ik zal neerleggen
ik zou neerleggen
jij zult neerleggen

ik zal neerleggen
ik zou neerleggen
jij zult neerleggen
» meer vervoegingen van neerleggen

neerleggen, deponeren {ww.}
neerleggen
deponeren {ww.}

ik zal deponeren
jij zult deponeren
hij/zij/het zal deponeren

ik zal neerleggen
jij zult neerleggen
hij/zij/het zal neerleggen
» meer vervoegingen van neerleggen

neerleggen, neerknallen, overhoopschieten, doodschieten {ww.}
neerleggen
neerknallen
overhoopschieten
doodschieten {ww.}

ik zal doodschieten
ik zou doodschieten
jij zult doodschieten

ik zal neerleggen
ik zou neerleggen
jij zult neerleggen
» meer vervoegingen van neerleggen

neerleggen {ww.}
neerleggen {ww.}

ik zal neerleggen
ik zou neerleggen
jij zult neerleggen

ik zal neerleggen
ik zou neerleggen
jij zult neerleggen
» meer vervoegingen van neerleggen

rusten, leggen, neerleggen, voorleggen, deponeren {ww.}
rusten
leggen
neerleggen
voorleggen
deponeren {ww.}

ik zal deponeren
ik zou deponeren
jij zult deponeren

ik zal rusten
ik zou rusten
jij zult rusten
» meer vervoegingen van rusten

Hij moest rusten.
Hij moest rusten.
Ik ga wat rusten.
Ik ga wat rusten.
betalen, uittellen, schuiven, neerleggen, schokken, offeren, neertellen, lappen, dokken {ww.}
betalen
uittellen
schuiven
neerleggen
schokken
offeren
neertellen
lappen
dokken {ww.}

ik zal betalen
ik zou betalen
jij zult betalen

ik zal betalen
ik zou betalen
jij zult betalen
» meer vervoegingen van betalen

Ze moeten vooraf betalen.
Ze moeten vooraf betalen.
Kan ik via creditcard betalen?
Kan ik via creditcard betalen?
schikken, verzoenen, berusten, neerleggen, stellen, resigneren {ww.}
schikken
verzoenen
berusten
neerleggen
stellen
resigneren {ww.}

ik zal berusten
ik zou berusten
jij zult berusten

ik zal schikken
ik zou schikken
jij zult schikken
» meer vervoegingen van schikken