Vertaling van beëindigen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
volbrengen, beëindigen, klaarkomen met, afwerken {ww.}
volbrengen
beëindigen
klaarkomen met
afwerken {ww.}

ik werk af
jij werkt af
hij/zij/het werkt af

ik volbreng
jij volbrengt
hij/zij/het volbrengt
» meer vervoegingen van volbrengen

Zonder haar hulp kon ik mijn opdracht niet volbrengen.
Zonder haar hulp kon ik mijn opdracht niet volbrengen.
De taak is zo moeilijk dat ik het niet kan volbrengen.
De taak is zo moeilijk dat ik het niet kan volbrengen.
besluiten, uitmaken, beëindigen, afmaken, voleindigen, afsluiten {ww.}
besluiten
uitmaken
beëindigen
afmaken
voleindigen
afsluiten {ww.}

ik maak af
jij maakt af
hij/zij/het maakt af

ik besluit
jij besluit
hij/zij/het besluit
» meer vervoegingen van besluiten

Ik zal dit werk op een of andere manier afmaken.
Ik zal dit werk op een of andere manier afmaken.
Ik stelde voor de vergadering te beëindigen.
Ik stelde voor de vergadering te beëindigen.
stoppen, besluiten, beëindigen, eindigen, afsluiten, termineren {ww.}
stoppen
besluiten
beëindigen
eindigen
afsluiten
termineren {ww.}

ik sluit af
jij sluit af
hij/zij/het sluit af

ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen

Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.


Gerelateerd aan beëindigen

volbrengen - klaarkomen met - afwerken - besluiten - uitmaken - afmaken - voleindigen - afsluiten - stoppen - eindigen - terminerenveroorzaken