Vertaling van houden

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
houden, bevatten, vervatten, inhouden {ww.}
houden
bevatten
vervatten
inhouden {ww.}

ik bevat
jij bevat
hij/zij/het bevat

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

Rechts houden.
Rechts houden.
Laten we koffiepauze houden.
Laten we koffiepauze houden.
houden, blijven {ww.}
houden
blijven {ww.}

ik blijf
jij blijft
hij/zij/het blijft

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

houden, bijhouden, vasthouden {ww.}
houden
bijhouden
vasthouden {ww.}

ik houd bij
jij houdt bij
hij/zij/het houdt bij

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

houden, stoppen, tegenhouden {ww.}
houden
stoppen
tegenhouden {ww.}

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

Niemand zal ons tegenhouden.
Niemand zal ons tegenhouden.
We dachten dat we hem niet zouden kunnen tegenhouden.
We dachten dat we hem niet zouden kunnen tegenhouden.
houden {ww.}
houden {ww.}

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

houden {ww.}
houden {ww.}

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

beleggen, houden, teweegbrengen, uitschrijven {ww.}
beleggen
houden
teweegbrengen
uitschrijven {ww.}

ik beleg
jij belegt
hij/zij/het belegt

ik beleg
jij belegt
hij/zij/het belegt
» meer vervoegingen van beleggen

houden, spelen, voordoen, uithangen, betonen {ww.}
houden
spelen
voordoen
uithangen
betonen {ww.}

ik betoon
jij betoont
hij/zij/het betoont

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

Wij houden van voetbal spelen.
Wij houden van voetbal spelen.
Kinderen houden er echt van om op het strand te spelen.
Kinderen houden er echt van om op het strand te spelen.
houden {ww.}
houden {ww.}

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

houden {ww.}
houden {ww.}

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

Konijnen houden van wortels.
Konijnen houden van wortels.
Mensen houden van vrijheid.
Mensen houden van vrijheid.
houden {ww.}
houden {ww.}

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

Laten we het houden.
Laten we het houden.
houden, vasthouden {ww.}
houden
vasthouden {ww.}

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

Waarom kan ik al deze limoenen niet vasthouden?
Waarom kan ik al deze limoenen niet vasthouden?
houden, runnen, beheren {ww.}
houden
runnen
beheren {ww.}

ik beheer
jij beheert
hij/zij/het beheert

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

Het moet enorm moeilijk voor haar zijn het huishouden alleen te runnen na de scheiding.
Het moet enorm moeilijk voor haar zijn het huishouden alleen te runnen na de scheiding.
voeren, houden {ww.}
voeren
houden {ww.}

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt

ik voer
jij voert
hij/zij/het voert
» meer vervoegingen van voeren

volhouden, houden, uitzingen {ww.}
volhouden
houden
uitzingen {ww.}

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt

ik houd vol
jij houdt vol
hij/zij/het houdt vol
» meer vervoegingen van volhouden

beethouden, houden, beethebben, vasthouden {ww.}
beethouden
houden
beethebben
vasthouden {ww.}

ik heb beet
jij hebt beet
hij/zij/het heeft beet

ik houd
jij houdt
hij/zij/het houdt
» meer vervoegingen van houden

geven, hechten, houden {ww.}
geven
hechten
houden {ww.}

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft

ik geef
jij geeft
hij/zij/het geeft
» meer vervoegingen van geven

behouden, bewaren, houden {ww.}
behouden
bewaren
houden {ww.}

ik behoud
jij behoudt
hij/zij/het behoudt

ik behoud
jij behoudt
hij/zij/het behoudt
» meer vervoegingen van behouden

zien, houden, beschouwen, achten, schatten, aanmerken, bevinden, oordelen {ww.}
zien
houden
beschouwen
achten
schatten
aanmerken
bevinden
oordelen {ww.}

ik merk aan
jij merkt aan
hij/zij/het merkt aan

ik zie
jij ziet
hij/zij/het ziet
» meer vervoegingen van zien

Laten we eens zien wie het het langst uit kan houden.
Laten we eens zien wie het het langst uit kan houden.
Omdat we van jullie houden, zijn we Tatoeba aan het updaten om jullie een betere gebruikerservaring te geven. Zien jullie wel? We Omdat we van jullie houden, zijn we Tatoeba aan het updaten om jullie een betere gebruikerservaring te geven. Zien jullie wel? We
lusten, believen, blieven, houden, moeten, mogen {ww.}
lusten
believen
blieven
houden
moeten
mogen {ww.}

ik belief
jij belieft
hij/zij/het belieft

ik lust
jij lust
hij/zij/het lust
» meer vervoegingen van lusten



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Rechts houden.

Rechts houden.

Laten we koffiepauze houden.

Laten we koffiepauze houden.

Konijnen houden van wortels.

Konijnen houden van wortels.

Mensen houden van vrijheid.

Mensen houden van vrijheid.

Laten we het houden.

Laten we het houden.

Wij houden van onze kinderen.

Wij houden van onze kinderen.

We houden niet van regen.

We houden niet van regen.

Probeer het stil te houden.

Probeer het stil te houden.

We houden niet van geweld.

We houden niet van geweld.

Vrouwen houden van kleurrijke paraplu's.

Vrouwen houden van kleurrijke paraplu's.

Ze houden van dat lied.

Ze houden van dat lied.

Ze houden niet van mij.

Ze houden niet van mij.

Wij houden van voetbal spelen.

Wij houden van voetbal spelen.

We houden niet van geweld.

We houden niet van geweld.

We houden niet van regen.

We houden niet van regen.