Vertaling van bloei
bloei
welvaart
prosperiteit
welstand
voorspoed
welvarendheid {zn.}
efflorescentie {zn.}
floreren {ww.}
ik bloei
jij bloeit
hij/zij/het bloeit
ik bloei
jij bloeit
hij/zij/het bloeit
» meer vervoegingen van bloeien
welvaren
vooruitkomen
tieren
gedijen
floreren {ww.}
ik bloei
jij bloeit
hij/zij/het bloeit
ik bloei
jij bloeit
hij/zij/het bloeit
» meer vervoegingen van bloeien
ik bloei
jij bloeit
hij/zij/het bloeit
ik bloei
jij bloeit
hij/zij/het bloeit
» meer vervoegingen van bloeien
floreren {ww.}
ik bloei
jij bloeit
hij/zij/het bloeit
ik bloei
jij bloeit
hij/zij/het bloeit
» meer vervoegingen van bloeien
Voorbeelden in zinsverband
De rozen in de tuin staan in bloei.
De rozen in de tuin staan in bloei.
Ze was vroeger nogal verlegen, maar sinds ze naar de universiteit is gegaan, is ze echt tot bloei gekomen.
Ze was vroeger nogal verlegen, maar sinds ze naar de universiteit is gegaan, is ze echt tot bloei gekomen.
In deze tijd van het jaar staan de bermen in volle bloei. Je vindt er bijvoorbeeld veel fluitenkruid, koolzaad en paardenbloemen.
In deze tijd van het jaar staan de bermen in volle bloei. Je vindt er bijvoorbeeld veel fluitenkruid, koolzaad en paardenbloemen.