Vertaling van bof
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
bof {zn.}
bof {zn.}
geluk, meevaller, gelukje, buitenkans, zwijntje , zwijn, tref, mazzel, veine , buitenkansje , bof {zn.}
geluk
meevaller
gelukje
buitenkans
zwijntje
zwijn
tref
mazzel
veine
buitenkansje
bof {zn.}
meevaller
gelukje
buitenkans
zwijntje
zwijn
tref
mazzel
veine
buitenkansje
bof {zn.}
Iedereen wenst voor geluk
Iedereen wenst voor geluk
Wat is geluk?
Wat is geluk?
zwijnen, geluk hebben, het treffen, boffen {ww.}
zwijnen
geluk hebben
het treffen
boffen {ww.}
geluk hebben
het treffen
boffen {ww.}
ik bof
jij boft
hij/zij/het boft
ik zwijn
jij zwijnt
hij/zij/het zwijnt
» meer vervoegingen van zwijnen
geluk , fortuin , zwijntje, zwijn , mazzel , bof {zn.}
geluk
fortuin
zwijntje
zwijn
mazzel
bof {zn.}
fortuin
zwijntje
zwijn
mazzel
bof {zn.}
Deze diamant kost een fortuin.
Deze diamant kost een fortuin.
John erfde een groot fortuin.
John erfde een groot fortuin.
dikoor , bof {zn.}
dikoor
bof {zn.}
bof {zn.}
mazzelen, zwijnen, boffen {ww.}
mazzelen
zwijnen
boffen {ww.}
zwijnen
boffen {ww.}
ik bof
jij boft
hij/zij/het boft
ik mazzel
jij mazzelt
hij/zij/het mazzelt
» meer vervoegingen van mazzelen