Vertaling van tref

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
geluk, meevaller, gelukje, buitenkans, zwijntje [o], zwijn, tref, mazzel, veine [v], buitenkansje [o], bof [m] {zn.}
geluk
meevaller
gelukje
buitenkans
zwijntje [o]
zwijn
tref
mazzel
veine [v]
buitenkansje [o]
bof [m] {zn.}
Iedereen wenst voor geluk
Iedereen wenst voor geluk
Wat is geluk?
Wat is geluk?
aangrijpen, treffen, aandoen, frapperen {ww.}
aangrijpen
treffen
aandoen
frapperen {ww.}

ik doe aan
jij doet aan
hij/zij/het doet aan

ik grijp aan
jij grijpt aan
hij/zij/het grijpt aan
» meer vervoegingen van aangrijpen

ontmoeten, treffen, tegenkomen, tegemoet treden, aantreffen {ww.}
ontmoeten
treffen
tegenkomen
tegemoet treden
aantreffen {ww.}

ik tref aan
jij treft aan
hij/zij/het treft aan

ik ontmoet
jij ontmoet
hij/zij/het ontmoet
» meer vervoegingen van ontmoeten

Ik wil Tom graag ontmoeten.
Ik wil Tom graag ontmoeten.
Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.
Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.
halen, raken, treffen, teisteren, inslaan {ww.}
halen
raken
treffen
teisteren
inslaan {ww.}

ik haal
jij haalt
hij/zij/het haalt

ik haal
jij haalt
hij/zij/het haalt
» meer vervoegingen van halen

Mijn ideeën raken op.
Mijn ideeën raken op.
Ga Tom halen.
Ga Tom halen.
raken, aangrijpen, aandoen, treffen {ww.}
raken
aangrijpen
aandoen
treffen {ww.}

ik doe aan
jij doet aan
hij/zij/het doet aan

ik raak
jij raakt
hij/zij/het raakt
» meer vervoegingen van raken

Wat kan ik kwijt raken?
Wat kan ik kwijt raken?
Tom probeerde niet in paniek te raken.
Tom probeerde niet in paniek te raken.
vinden, aantreffen, treffen, bevinden {ww.}
vinden
aantreffen
treffen
bevinden {ww.}

ik tref aan
jij treft aan
hij/zij/het treft aan

ik vind
jij vindt
hij/zij/het vindt
» meer vervoegingen van vinden

Kan je het vinden?
Kan je het vinden?
Ik moet het vinden.
Ik moet het vinden.


Gerelateerd aan tref

geluk - meevaller - gelukje - buitenkans - zwijntje - zwijn - mazzel - veine - buitenkansje - bof - aangrijpen - treffen - aandoen - frapperen - ontmoetenopvallen - doorwerken