Vertaling van dempen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
dempen {ww.}
dempen {ww.}

ik demp
jij dempt
hij/zij/het dempt

ik demp
jij dempt
hij/zij/het dempt
» meer vervoegingen van dempen

dempen {ww.}
dempen {ww.}

ik demp
jij dempt
hij/zij/het dempt

ik demp
jij dempt
hij/zij/het dempt
» meer vervoegingen van dempen

dempen {ww.}
dempen {ww.}

ik demp
jij dempt
hij/zij/het dempt

ik demp
jij dempt
hij/zij/het dempt
» meer vervoegingen van dempen

volstorten, dichtgooien, plempen, dempen {ww.}
volstorten
dichtgooien
plempen
dempen {ww.}

ik demp
jij dempt
hij/zij/het dempt

ik stort vol
jij stort vol
hij/zij/het stort vol
» meer vervoegingen van volstorten

stoppen, volschenken, volmaken, spekken, invullen, vullen, dempen {ww.}
stoppen
volschenken
volmaken
spekken
invullen
vullen
dempen {ww.}

ik demp
jij dempt
hij/zij/het dempt

ik stop
jij stopt
hij/zij/het stopt
» meer vervoegingen van stoppen

Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
Ge moet stoppen met roken.
afschrijven, afbetalen, dempen, amortiseren {ww.}
afschrijven
afbetalen
dempen
amortiseren {ww.}

ik betaal af
jij betaalt af
hij/zij/het betaalt af

ik schrijf af
jij schrijft af
hij/zij/het schrijft af
» meer vervoegingen van afschrijven