Vertaling van denken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
denken {ww.}
denken {ww.}

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt
» meer vervoegingen van denken

Weinig mensen denken zo.
Weinig mensen denken zo.
De meeste mensen denken dat.
De meeste mensen denken dat.
denken {zn.}
denken {zn.}
Wat denken jullie van oorlog?
Wat denken jullie van oorlog?
Ik kan niet anders denken.
Ik kan niet anders denken.
denken {ww.}
denken {ww.}

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt
» meer vervoegingen van denken

Ik kan niet aan alles denken.
Ik kan niet aan alles denken.
denken, geloven, vermoeden, menen, bevroeden {ww.}
denken
geloven
vermoeden
menen
bevroeden {ww.}

ik bevroed
jij bevroedt
hij/zij/het bevroedt

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt
» meer vervoegingen van denken

Eerst zien, dan geloven.
Eerst zien, dan geloven.
Ik kan het moeilijk geloven.
Ik kan het moeilijk geloven.
denken, bedenken {ww.}
denken
bedenken {ww.}

ik bedenk
jij bedenkt
hij/zij/het bedenkt

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt
» meer vervoegingen van denken

Ik kan niks bedenken.
Ik kan niks bedenken.
denken, dunken {ww.}
denken
dunken {ww.}

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt
» meer vervoegingen van denken

denken, gedenken {ww.}
denken
gedenken {ww.}

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt
» meer vervoegingen van denken

vinden, denken, menen {ww.}
vinden
denken
menen {ww.}

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt

ik vind
jij vindt
hij/zij/het vindt
» meer vervoegingen van vinden



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Weinig mensen denken zo.

Weinig mensen denken zo.

De meeste mensen denken dat.

De meeste mensen denken dat.

Wat denken jullie van oorlog?

Wat denken jullie van oorlog?

Ik kan niet anders denken.

Ik kan niet anders denken.

Ik kan niet aan alles denken.

Ik kan niet aan alles denken.

We denken dat hij eerlijk is.

We denken dat hij eerlijk is.

U doet me denken aan uw moeder.

U doet me denken aan uw moeder.

Je doet me denken aan mijn moeder.

Je doet me denken aan mijn moeder.

Ik moet aan mijn kinderen denken.

Ik moet aan mijn kinderen denken.

We denken dat het ergste voorbij is.

We denken dat het ergste voorbij is.

Dat liedje doet me aan thuis denken.

Dat liedje doet me aan thuis denken.

Wil iemand denken aan de kinderen!

Wil iemand denken aan de kinderen!

Verwacht niet dat anderen voor jou denken.

Verwacht niet dat anderen voor jou denken.

Jouw ogen doen me denken aan sterren.

Jouw ogen doen me denken aan sterren.

We denken dat hij zal komen.

We denken dat hij zal komen.


Gerelateerd aan denken

geloven - vermoeden - menen - bevroeden - bedenken - dunken - gedenken - vindenwillen - vinden - denken - occuperen - verrichten - zijn