Vertaling van menen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
Menen {eigenn.}
Menen {eigenn.}
menen, bedoelen {ww.}
menen
bedoelen {ww.}

ik bedoel
jij bedoelt
hij/zij/het bedoelt

ik meen
jij meent
hij/zij/het meent
» meer vervoegingen van menen

geloven, menen, houden voor {ww.}
geloven
menen
houden voor {ww.}

ik geloof
jij gelooft
hij/zij/het gelooft

ik geloof
jij gelooft
hij/zij/het gelooft
» meer vervoegingen van geloven

Eerst zien, dan geloven.
Eerst zien, dan geloven.
Ik kan het moeilijk geloven.
Ik kan het moeilijk geloven.
stellen, veronderstellen, vermoeden, menen, aannemen {ww.}
stellen
veronderstellen
vermoeden
menen
aannemen {ww.}

ik neem aan
jij neemt aan
hij/zij/het neemt aan

ik stel
jij stelt
hij/zij/het stelt
» meer vervoegingen van stellen

We veronderstellen dat Tom eerlijk is.
We veronderstellen dat Tom eerlijk is.
Mag ik een vraag stellen?
Mag ik een vraag stellen?
menen {ww.}
menen {ww.}

ik meen
jij meent
hij/zij/het meent

ik meen
jij meent
hij/zij/het meent
» meer vervoegingen van menen

vinden, denken, menen {ww.}
vinden
denken
menen {ww.}

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt

ik vind
jij vindt
hij/zij/het vindt
» meer vervoegingen van vinden

Weinig mensen denken zo.
Weinig mensen denken zo.
De meeste mensen denken dat.
De meeste mensen denken dat.
denken, geloven, vermoeden, menen, bevroeden {ww.}
denken
geloven
vermoeden
menen
bevroeden {ww.}

ik bevroed
jij bevroedt
hij/zij/het bevroedt

ik denk
jij denkt
hij/zij/het denkt
» meer vervoegingen van denken

Het is moeilijk te geloven.
Het is moeilijk te geloven.
Christenen geloven in Jesus Christus.
Christenen geloven in Jesus Christus.


Gerelateerd aan menen

Menen - bedoelen - geloven - houden voor - stellen - veronderstellen - vermoeden - aannemen - vinden - denken - bevroedenbeproeven - bedoelen - zijn - vinden