Vertaling van doorbreken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
doorbreken {ww.}
doorbreken {ww.}

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt
» meer vervoegingen van doorbreken

Zij probeerden het vijandelijk front te doorbreken.
Zij probeerden het vijandelijk front te doorbreken.
doorbreken, geheel doordringen {ww.}
doorbreken
geheel doordringen {ww.}

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt
» meer vervoegingen van doorbreken

doorbreken {ww.}
doorbreken {ww.}

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt
» meer vervoegingen van doorbreken

doorbreken, perforeren {ww.}
doorbreken
perforeren {ww.}

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt
» meer vervoegingen van doorbreken

breken, doorbreken, verbreken, stukbreken, schenden, afbreken {ww.}
breken
doorbreken
verbreken
stukbreken
schenden
afbreken {ww.}

ik breek af
jij breekt af
hij/zij/het breekt af

ik breek
jij breekt
hij/zij/het breekt
» meer vervoegingen van breken

Je moet je beloftes niet breken.
Je moet je beloftes niet breken.
Het ijs zal breken onder je gewicht.
Het ijs zal breken onder je gewicht.
doorbreken {ww.}
doorbreken {ww.}

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt
» meer vervoegingen van doorbreken

doorbreken {ww.}
doorbreken {ww.}

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt

ik doorbreek
jij doorbreekt
hij/zij/het doorbreekt
» meer vervoegingen van doorbreken

breken, doorbreken {ww.}
breken
doorbreken {ww.}

ik breek
jij breekt
hij/zij/het breekt

ik breek
jij breekt
hij/zij/het breekt
» meer vervoegingen van breken

Hackers breken zonder toestemming in computers in.
Hackers breken zonder toestemming in computers in.
Je kan geen omelet maken zonder eieren te breken.
Je kan geen omelet maken zonder eieren te breken.


Gerelateerd aan doorbreken

geheel doordringen - perforeren - breken - verbreken - stukbreken - schenden - afbrekenopenbarsten - verbreken - gaan - mollen