Vertaling van duo

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
paar, stel, koppel, tweetal, duo [o] {zn.}
paar
stel
koppel
tweetal
duo [o] {zn.}
Ik kocht een paar laarzen.
Ik kocht een paar laarzen.
Hij veranderde een paar woorden.
Hij veranderde een paar woorden.
paar, stel, koppel, tweetal, span, stelletje [o], duo [o] {zn.}
paar
stel
koppel
tweetal
span
stelletje [o]
duo [o] {zn.}
Ze kocht twee paar sokken.
Ze kocht twee paar sokken.
Brian nam een paar rozen.
Brian nam een paar rozen.
duo, duet {zn.}
duo
duet {zn.}
stel, tweespan, stelletje, span [o] (het ~), duo [o] (het ~) {zn.}
stel
tweespan
stelletje
span [o] (het ~)
duo [o] (het ~) {zn.}
Hij heeft een stel spannende detectives geschreven.
Hij heeft een stel spannende detectives geschreven.
Ik stel voor dat je haar een bedankbrief schrijft.
Ik stel voor dat je haar een bedankbrief schrijft.


Gerelateerd aan duo

paar - stel - koppel - tweetal - span - stelletje - duet - tweespanmuziekstuk - tweetal