Vertaling van span

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
span {zn.}
span {zn.}
spanwijdte, span, spanne, spanning [v] {zn.}
spanwijdte
span
spanne
spanning [v] {zn.}
paar, stel, koppel, tweetal, span, stelletje [o], duo [o] {zn.}
paar
stel
koppel
tweetal
span
stelletje [o]
duo [o] {zn.}
Ik kocht een paar laarzen.
Ik kocht een paar laarzen.
Hij veranderde een paar woorden.
Hij veranderde een paar woorden.
span {zn.}
span {zn.}
spannen, bespannen, inspannen, tuigen, optuigen, voorspannen {ww.}
spannen
bespannen
inspannen
tuigen
optuigen
voorspannen {ww.}

<span class="vperson">ik span>bespan
<span class="vperson">jij span>bespant
<span class="vperson">hij/zij/het span>bespant

ik span
jij spant
hij/zij/het spant
» meer vervoegingen van spannen

nauwer aanhalen, opwinden, spannen, strekken, uitrekken {ww.}
nauwer aanhalen
opwinden
spannen
strekken
uitrekken {ww.}

<span class="vperson">ik span>wind op
<span class="vperson">jij span>windt op
<span class="vperson">hij/zij/het span>windt op

ik wind op
jij windt op
hij/zij/het windt op
» meer vervoegingen van opwinden

stel [o] (het ~), unit [m] (de ~), span {zn.}
stel [o] (het ~)
unit [m] (de ~)
span {zn.}
Hij heeft een stel spannende detectives geschreven.
Hij heeft een stel spannende detectives geschreven.
Ik stel voor dat je haar een bedankbrief schrijft.
Ik stel voor dat je haar een bedankbrief schrijft.
stel, tweespan, stelletje, span [o] (het ~), duo [o] (het ~) {zn.}
stel
tweespan
stelletje
span [o] (het ~)
duo [o] (het ~) {zn.}
Stel nooit uit tot morgen wat je overmorgen kunt doen.
Stel nooit uit tot morgen wat je overmorgen kunt doen.
Ik stel mijn reis naar Schotland uit tot het warmer is.
Ik stel mijn reis naar Schotland uit tot het warmer is.
bespanning, gespan, span [o] (het ~) {zn.}
bespanning
gespan
span [o] (het ~) {zn.}
spannen {ww.}
spannen {ww.}

<span class="vperson">ik span>span
<span class="vperson">jij span>spant
<span class="vperson">hij/zij/het span>spant

ik span
jij spant
hij/zij/het spant
» meer vervoegingen van spannen

Men moet het paard niet achter de wagen spannen.
Men moet het paard niet achter de wagen spannen.
spannen {ww.}
spannen {ww.}

<span class="vperson">ik span>span
<span class="vperson">jij span>spant
<span class="vperson">hij/zij/het span>spant

ik span
jij spant
hij/zij/het spant
» meer vervoegingen van spannen

wringen, knellen, spannen {ww.}
wringen
knellen
spannen {ww.}

<span class="vperson">ik span>knel
<span class="vperson">jij span>knelt
<span class="vperson">hij/zij/het span>knelt

ik wring
jij wringt
hij/zij/het wringt
» meer vervoegingen van wringen

spannen {ww.}
spannen {ww.}

<span class="vperson">ik span>span
<span class="vperson">jij span>spant
<span class="vperson">hij/zij/het span>spant

ik span
jij spant
hij/zij/het spant
» meer vervoegingen van spannen

inspannen, spannen {ww.}
inspannen
spannen {ww.}

<span class="vperson">ik span>span in
<span class="vperson">jij span>spant in
<span class="vperson">hij/zij/het span>spant in

ik span in
jij spant in
hij/zij/het spant in
» meer vervoegingen van inspannen