Vertaling van tuigen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
tuigen, optuigen, optakelen {ww.}
tuigen
optuigen
optakelen {ww.}
optuigen
optakelen {ww.}
ik takel op
jij takelt op
hij/zij/het takelt op
ik tuig
jij tuigt
hij/zij/het tuigt
» meer vervoegingen van tuigen
spannen, voorspannen, optuigen, tuigen, inspannen, bespannen {ww.}
spannen
voorspannen
optuigen
tuigen
inspannen
bespannen {ww.}
voorspannen
optuigen
tuigen
inspannen
bespannen {ww.}
ik bespan
jij bespant
hij/zij/het bespant
ik span
jij spant
hij/zij/het spant
» meer vervoegingen van spannen
Men moet het paard niet achter de wagen spannen.
Men moet het paard niet achter de wagen spannen.
tuigen, optuigen, optakelen {ww.}
tuigen
optuigen
optakelen {ww.}
optuigen
optakelen {ww.}
ik takel op
jij takelt op
hij/zij/het takelt op
ik tuig
jij tuigt
hij/zij/het tuigt
» meer vervoegingen van tuigen
want , tuig , vistuig {zn.}
want
tuig
vistuig {zn.}
tuig
vistuig {zn.}
Vergeef me, want ik heb gezondigd.
Vergeef me, want ik heb gezondigd.
Het was zijn schuld niet, want hij deed zijn best.
Het was zijn schuld niet, want hij deed zijn best.
tuig {zn.}
tuig {zn.}